Probiotica

  • In het darmkanaal leven ca. 100.000 miljard (1014) micro-organismen, ook wel microbioom, microbiota of darmflora genoemd. Omdat het in werkelijkheid niet om flora (planten) gaat, maar om andere micro-organismen, zijn microbiota (de afzonderlijke micro-organismen) en microbioom (het totaal aan microbiële genen) de juiste wetenschappelijke termen.

    De microbiota bestaat voor 90% uit bacteriën en bevat daarnaast ook archaea, schimmels, algen, protisten en virussen. Het darmmicrobioom is het meest bekende en grootste microbioom van het lichaam, maar ook op andere plekken is een groot aantal micro-organismen aanwezig, zoals op de huid, in de mond en de vagina. Een van de vaakst aangehaalde cijfers als het gaat om het microbioom is dat er ongeveer tien keer zo veel bacteriële cellen in en op het menselijk lichaam aanwezig zijn dan het totaal aantal cellen van het menselijk lichaam zelf. Nieuwer onderzoek laat echter zien dat een verhouding van ongeveer 1:1 dichter bij de waarheid ligt.

    De gezondheid van de darmen is het resultaat van een samenspel tussen miljarden gunstige (probiotische) en ongunstige (pathogene) bacteriën. De algehele gezondheid van de mens wordt grotendeels bepaald door de mate van evenwicht in het microbioom. Een evenwichtig darmmicrobioom is daarom absoluut noodzakelijk voor een goede gezondheid. De groei van reeds aanwezige gunstige microbiota kan door de juiste voedingskeuzes worden gestimuleerd. Bovendien kan suppletie met probiotische stammen uitkomst bieden in therapeutische trajecten om het microbieel evenwicht te herstellen.

    In het kort

    Het darmmicrobioom en de algehele gezondheid van de mens staan met elkaar in verbinding. Er is een voortdurende tweezijdige communicatie tussen de darm, het microbioom en andere organen en systemen in het lichaam zoals de hersenen (darm-hersenas), het immuunsysteem, de huid en de spieren. Een disbalans in het darmmicrobioom ligt ten grondslag aan allergieën, allergische huidaandoeningen, voedselovergevoeligheid, astma en tal van andere aandoeningen van het immuunsysteem. Bovendien lijkt het microbioom een belangrijke rol te spelen bij het psychologisch functioneren. Een disbalans kan al in de eerste levensfasen ontstaan door de geboortemethode, stress en voeding, maar ook in latere levensfasen kunnen factoren als stress, voeding, medicatie en leefstijl invloed uitoefenen op de microbiële balans. Naast het darmmicrobioom bestaan er andere lichaamsbarrières met de buitenwereld waar goede micro-organismen van betekenis zijn.

    Epidemiologische studies laten onder andere zien dat er een significante relatie is tussen parodontitis en chronische ziekten als diabetes type II, hart- en vaatziekten, obesitas en mogelijk ook neurologische aandoeningen zoals alzheimer. De orale barrière is dus evengoed een lichaamsbarrière waar micro-organismen een belangrijke rol spelen. Probiotica kan periodiek worden ingezet ter ondersteuning van de balans in het microbioom. Daarnaast kan probiotica worden ingezet tijdens therapeutische trajecten, hierover leest u meer in deze monografie.

  • Het microbioom zijn alle micro-organismen die in en op het lichaam leven. Het darmmicrobioom is het meest bekende en grootste microbioom van het lichaam met wel 1014 micro-organismen, maar ook op andere plekken is een groot aantal micro-organismen aanwezig, zoals op de huid, in de mond en de vagina. Via een continue tweezijdige communicatie staan het microbioom en het lichaam met elkaar in verbinding. De tweezijdige gunstige samenwerking wordt ook wel mutualistische symbiose genoemd.  

    Een evenwicht van verschillende bacteriestammen op de lichaamsbarrières is goed voor de algehele gezondheid. Het microbiologisch evenwicht wordt ook wel eubiose genoemd en wordt gekarakteriseerd door een hoge diversiteit aan stammen en gezonde interactie tussen microbioom en gastheer. Als het microbioom in evenwicht is, ondersteunt het de gezondheid van de mens. Als er een onevenwicht ontstaat in het microbioom wordt er gesproken van een dysbiose. Een dysbiose wordt ook wel omschreven als een lage diversiteit aan micro-organismen [1]. Door de negatieve implicaties op de gezondheid van de gastheer wordt het dan ook wel een pathobiomische staat genoemd, naar ‘patho’, dat ziekte of aandoening betekent.

    Voorheen werden de micro-organismen simpelweg verdeeld in twee groepen, de goede (probiotische) en slechte (pathogene) bacteriën. Tegenwoordig weten we dat het microbioom bestaat uit veel verschillende micro-organismen die idealiter in harmonie samenleven. De ‘slechte’ micro-organismen zijn vaak ook al in een gezond microbioom aanwezig en dragen bij aan de gezonde balans; pas als de balans verstoord wordt, kunnen bepaalde micro-organismen negatieve consequenties hebben [1].

    Als wordt gekeken naar de verschillende soorten micro-organismen in de ontlasting van gezonde personen, worden er onderling relatief veel verschillen gevonden. Toen onderzoekers echter keken naar de metabole capaciteit van het microbioom, bleek de samenstelling tussen gezonde personen veel gelijkenissen te vertonen [2]. De onderzoekers vergeleken tot welke metabole processen de micro-organismen in staat waren, bijvoorbeeld cofactor- en vitamineproductie, aminozuursynthese en purinemetabolisme. De metabole capaciteit van het microbioom is dus mogelijk veel belangrijker om een gezond microbioom te definiëren dan de samenstelling op basis van de verschillende stammen en soorten [2].

    Figuur 1 de verticale balken geven de microbioomsamples op zeven verschillende lichaamslocaties weer. a: op basis van microbiële phyla b: op basis van metabole route. De legenda toont de meest voorkomende phylum-/metabole route [2].

    De gezondheidsvoordelen van een evenwichtig microbioom worden hieronder uitgebreider beschreven.

    Immuunsysteem

    In het spijsverteringskanaal wordt het voedsel dat we eten verteerd waarna de stoffen in de darm worden opgenomen. Hierbij passeren de voedingsstoffen de barrière die de buitenwereld van de binnenkant scheidt. Naast de vertering van voedsel is de darm dan ook het belangrijkste immuunorgaan van ons lichaam, want via het grote oppervlak van de darmwand staat deze continu in contact met de buitenwereld. De immuunfunctie is belangrijk omdat de darminhoud naast voedingsstoffen ook lichaamsvreemde, toxische stoffen en ziekteverwekkende bacteriën kan bevatten.

    Probiotische bacteriën gaan de groei van pathogene organismen in het maagdarmkanaal tegen. Ze strijden om het beschikbare voedsel en de beschikbare ruimte en scheiden daarbij metabolieten uit, zoals korteketenvetzuren, melkzuur en andere organische zuren, en antibiotisch werkende stoffen die bekend staan onder de naam bacteriocines [3]. Daardoor ontstaat een milieu waarin pathogenen niet goed kunnen gedijen en niet de kans krijgen te overheersen.

    De door het darmmicrobioom geproduceerde korteketenvetzuren voeden het darmepitheel. Een gevoed darmepitheel resulteert in een gezond darmepitheel. Een gezond darmepitheel heeft een sterke barrière (afweer) tot gevolg door onder andere te zorgen voor sterke tight junctions (verbindingseiwitten die de in- en uitstroom van water en waterige oplossingen tussen lumen en het interne milieu selectief reguleren). Tight junctions houden op deze manier de doorlaatbaarheid van de darmwand in stand. Een gezond microbioom zorgt voor een goede balans in de darmdoorlaatbaarheid, waardoor pathogenen niet vanuit de darm in de bloedbaan terechtkomen [4,5].

    De darmbarrière bestaat naast het darmepitheel ook uit een mucuslaag (slijmlaag). Mucus wordt uitgescheiden door gespecialiseerde gobletcellen en vormt zo een barrière tussen micro-organismen en het darmepitheel. Mucus is een gelachtige substantie waardoor grotere deeltjes minder snel bewegen en pathogenen dus fysiek geremd worden, terwijl voedingsstoffen er makkelijk doorheen bewegen. De mucosa (de slijmlaag) bevat ook immunologische stoffen waaronder immunoglobulines en lysozym, waardoor het een belangrijke functie heeft in de afweer tegen pathogenen. Het microbioom heeft invloed op de dikte en compositie van de mucuslaag [5]. Zo heeft het darmmicrobioom invloed op de immunoglobulineconcentraties in de slijmvlieslaag van de darm [4]. Ook beïnvloedt het microbioom de mate van darmdoorlaatbaarheid door invloed uit te oefenen op de tight junctions die de verbinding tussen epitheelcellen ondersteunen en transcellulair transport beïnvloeden [5].

    In de communicatie tussen de darm en micro-organismen spelen toll-like receptoren (TLR) een rol. Deze receptoren zijn onderdeel van het aspecifieke afweersysteem en herkennen moleculen die worden geassocieerd met bedreigingen, zoals lipopolysachariden (LPS). Zodra TLR’s pathogenen herkennen wordt een immuunrespons geactiveerd [6]. Verhoogde LPS-waarden worden gevonden bij verschillende aandoeningen zoals obesitas, diabetes type2 en de ziekte van Alzheimer. Probiotica verlagen inflammatiewaarden door de darmwand te versterken waardoor LPS de darmwand niet kan passeren [7]. Bovendien moduleren probiotica de TLR-genexpressie [8].

    Neonatale ontwikkeling van het immuunsysteem

    Het microbioom is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van het immuunsysteem bij pasgeborenen. Tijdens de geboorte komt de baby in contact met micro-organismen, dit is de start van de ontwikkeling van het microbioom. Het microbioom van de moeder tijdens de zwangerschap en geboorte bepaalt de samenstelling van het neonatale microbioom [9] . Het microbioom heeft een actieve interactie met het immuunsysteem en beïnvloedt onder andere de immuunhomeostase in het darm-geassocieerd lymfoïdweefsel (gut-associated lymphoid tissue, GALT). Afwijkingen in het microbioom van de moeder tijdens de zwangerschap en geboorte leiden tot afwijkingen in het microbioom bij de baby. Dit kan bij de baby, maar ook nog op latere leeftijd, leiden tot (immuunsysteemgerelateerde) gezondheidsproblemen [10,11].

    Orale probiotica

    Een gunstig microbioom in de mondholte vormt een fysieke en chemische barrière (biofilm) over de orale weefsels en verhindert zo de groei en aankleving van pathogenen [12]. Een gezond oraal microbioom heeft daarnaast een anti-inflammatoir effect door onder andere de aanmaak van cytokines te remmen en het heeft een antimicrobieel effect door het aspecifieke immuunsysteem te stimuleren [13].

    Samenwerking darm-hersenas

    In het lichaam zijn alle systemen met elkaar verbonden. De darm is via het darmspecifieke enterisch zenuwstelsel (ENS) verbonden met het centraal zenuwstelsel (CZS) [14]. De samenhang tussen het ENS en CZS wordt ook wel de darm-hersenas genoemd. Naast het samenspel tussen de darm en het brein, staat ook het immuunsysteem in verbinding met deze neurologische systemen. Het microbioom lijkt een belangrijke rol te spelen in het samenspel tussen de darm en het brein [15].

    Het microbioom is verantwoordelijk voor de aanmaak van verschillende neurotransmitters die ook in het brein worden gevonden, bijvoorbeeld gamma-aminoboterzuur (GABA). GABA speelt een belangrijke rol in de regulatie van beweging, bloeddruk en pijnperceptie en lage GABA-niveaus zijn in verband gebracht met angst- en depressiestoornissen. GABA is overigens vermoedelijk niet in staat om direct de bloed-hersenbarrière te passeren. GABA uit voeding en als metaboliet van het microbioom heeft mogelijk wel een positieve invloed op de hersenen via de darm-hersenas [6,16].

    Naast de aanmaak van neurotransmitters, heeft het microbioom ook een andere interessante invloed op de hersenen. Het microbioom is in staat de enterochromaffinecellen (EC) te activeren, deze cellen zijn verantwoordelijk voor de aanmaak van serotonine in de darm. De darm is verantwoordelijk voor ~90% van de totale serotonineaanmaak in het lichaam [17]. Serotoninereceptoren in de darm zijn gevonden op enterocyten, het ENS en op immuuncellen. Allereerst speelt serotonine een belangrijke rol bij de darmmotiliteit, secretie van verteringssappen en de immuunrespons [17]. Daarnaast is serotonine waarschijnlijk een hoofdrolspeler bij de communicatie tussen de darm en de hersenen. Serotonine is niet in staat de bloed-hersenbarrière te doorkruisen, maar de communicatie verloopt waarschijnlijk via het ENS en de nervus vagus, de belangrijkste zenuwverbinding tussen de hersenen en de ingewanden [18]. Via de darm en het microbioom speelt serotonine dus mogelijk een belangrijke rol bij de neurologische functie [19].

    Inflammatie en een disbalans in het microbioom kunnen de aanmaak van neurotransmitters verhinderen of verstoren met als resultaat verschillende psychopathologieën, waaronder depressie [18]. Andersom kan stress ook een disbalans in het microbioom veroorzaken [6,20]. Een cruciale link tussen stress en het microbioom is de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as). De HPA-as is het belangrijkste neuro-endocriene systeem dat als reactie op psychologische stressoren en fysieke stressoren lichaamsprocessen reguleert en zorgt voor een adequate respons op de stressor [21]. Via de HPA-as heeft stress gevolgen op de samenstelling van het microbioom, immuunactivatie en uiteindelijk de algehele gezondheid en het gedrag [22,23].

    Voedselvertering & opname

    Probiotische organismen dragen bij aan het verteringsproces. Onverteerbare componenten uit de voeding zoals voedingsvezels worden door het microbioom verteerd tot korteketenvetzuren. De korteketenvetzuren dienen vervolgens als energiebron voor het darmepitheel. Daarnaast zijn er micro-organismen met gespecialiseerde enzymen die de voedselvertering ondersteunen [24]. Zo zijn er micro-organismen die lactase produceren en daarmee de afbraak van lactose ondersteunen [25].

    De korteketenvetzuren die worden aangemaakt door het microbioom verlagen de zuurgraad (pH) van de darm. Een zuur milieu, gekarakteriseerd door een lage pH, is gunstig voor de absorptie van mineralen zoals calcium, magnesium en zink. Langs deze weg heeft het microbioom een gunstige invloed op de absorptie van nutriënten [26].

    Deactiveren verteringsenzymen

    Het microbioom speelt een belangrijke rol in het deactiveren van spijsverteringsproteases. Enkele probiotische bacteriën produceren het enzym beta-glucoronidase, een enzym dat bilirubine-glucuronide uit de gal omzet naar ongeconjugeerd bilirubine. Ongeconjugeerd bilirubine remt de spijsverteringsproteases trypsine en chymotrypsine. Het microbioom voorkomt daarmee schade aan de darmwand door spijsverteringsenzymen [27].

    Darmmotiliteit

    Darmmotiliteit is het vermogen van de darm om voedsel voort te stuwen in het darmkanaal. Voor darmmotiliteit is het enterisch zenuwstelsel (ENS) het belangrijkste. Het microbioom speelt op verschillende manieren een rol in de motiliteit van de darm.  Het microbioom is onder meer belangrijk voor de ontwikkeling van het ENS en de fermentatieproducten van het microbioom kunnen de werking van het ENS positief beïnvloeden [28,29]. Bovendien hebben korteketenvetzuren een directe invloed op de spiersamentrekking in de darm [30,31]. Daarnaast speelt het microbioom een rol in het galmetabolisme en de mucussecretie. Gal is belangrijk voor de consistentie van de ontlasting [31,32], het microbioom draagt hieraan bij door galzuren te metaboliseren. Daarnaast beïnvloedt gal eveneens het ENS en stimuleert het de darmmotiliteit. Mucussecretie wordt gestimuleerd door specifieke micro-organismen. Mucus speelt onder andere een rol als smeermiddel en beïnvloedt het stoelgangpatroon [29,33].

    Productie van vitaminen

    Micro-organismen in de darm kunnen vitaminen aanmaken, waaronder de wateroplosbare B-vitaminen thiamine (B1), riboflavine (B2), niacine (B3), panthotheenzuur (B5), pyridoxine (B6), biotine (B8), folaat (B11), cobalamine (B12) en vitamine K [34]. Enkele van deze vitaminen kunnen worden opgenomen in de dikke darm en spelen een rol binnen de algehele gezondheid en ondersteunen het immuunsysteem in de darm. Zo spelen riboflavine en folaat een rol in de activatie van specifieke T-cellen [35]. Lage vitamine B-concentraties en een gebrek aan vitamine B-producerende bacteriën worden in verband gebracht met gezondheidsproblemen zoals diabetes type 2 en prikkelbaredarmsyndroom [34].

  • Baby’s

    Vroeger werd gedacht dat de baby in de baarmoeder volledig steriel bleef, maar uit hedendaags onderzoek blijkt dat dit niet het geval is [23]. Tijdens de zwangerschap draagt de moeder bacteriën over op het ongeboren kind en als gevolg begint de ontwikkeling van het microbioom. Het microbioom van de moeder tijdens de zwangerschap en de blootstelling van de moeder tijdens de zwangerschap aan verschillende bacteriestammen zijn van invloed op de ontwikkeling van het microbioom, het immuunsysteem en de gezondheid van het ongeboren kind [36–38]. Suppletie met probiotica tijdens de zwangerschap is een manier om de gezondheid van het kind positief te beïnvloeden [39]. Tijdens de geboorte komt de baby in aanraking met nieuwe micro-organismen die de darm koloniseren. Een natuurlijke vaginale geboorte leidt tot de kolonisatie van de darm van de baby met onder andere bifidobacteriën. De darm van baby’s geboren via een keizersnee bevat minder bifidobacteriestammen en dit verschil kan op latere leeftijd een risicofactor zijn voor de ontwikkeling van immuungerelateerde ziekten en metabole afwijkingen [36,40].

    Vervolgens is borstvoeding een belangrijk onderdeel bij de ontwikkeling van het darmmicrobioom. Moedermelk bevat naast nutriënten ook antilichamen, cytokinen, bepaalde eiwitten (zoals lactoferrine) en oligosachariden (HMO – Human Milk Oligosacharides) die de ontwikkeling van het immuunsysteem en het darmmicrobioom ondersteunen. Daarnaast bevat moedermelk bacteriestammen, waaronder lactobacillen en bifidobacteriën. Hierdoor krijgt de baby continu gunstige bacteriën binnen voor het opbouwen van een gezond microbioom en de ontwikkeling van een sterk immuunsysteem [36,41].

    Kinderen

    De eerste twee levensjaren zijn cruciaal voor de ontwikkeling van het kind, omdat dan het microbioom zich ontwikkelt en uiteindelijk stabiliseert. De overgang van borstvoeding op vaste voeding speelt hierbij een grote rol, de samenstelling van het microbioom ondergaat dan belangrijke veranderingen [42]. Deze veranderingen zijn merkbaar tot een leeftijd van 2-3 jaar, hierna blijft het microbioom over het algemeen vrij stabiel [43]. Hoe gevarieerder het voedingspatroon van het kind, hoe diverser de samenstelling van het microbioom en hoe meer het op een gezond volwassen microbioom gaat lijken. Prebiotische vezels en eiwitrijke voeding spelen hierbij een grote rol, onder meer omdat vezels specifieke darmbacteriën voeden en dus de groei stimuleren [44]. Probioticasuppletie kan een rol spelen bij de ontwikkeling van het microbioom, ter ondersteuning van een normale ontwikkeling, maar ook als therapeutische interventie [42].

    Volwassenen

    De samenstelling van het microbioom van volwassenen is over het algemeen vrij consistent, zelfs over meerdere jaren [45,46], maar is individueel verschillend. De variatie tussen personen wordt voor 22-36% door omgevingsfactoren bepaald; deze omgevingsfactoren hebben dus veel invloed op de samenstelling van het microbioom [23]. De samenstelling van het microbioom kan veranderen door bijvoorbeeld een verandering in het voedingspatroon, het nemen van antibiotica, medicatie of door een infectie met pathogenen [47,48]. Roken, stress en het hebben van huisdieren zijn omgevingsfactoren die eveneens van invloed zijn op het microbioom [23]. Daarnaast kan suppletie met probiotica of prebiotica de samenstelling van het microbioom veranderen [49].

    Ouderen

    De diversiteit van het microbioom gaat achteruit in de laatste levensfase. Er wordt voornamelijk een verandering gevonden in het aantal bifidobacteriën [50]. De samenstelling van het microbioom verandert mogelijk door een combinatie van meerdere factoren, waaronder een verandering in leefstijl, veranderingen in het voedingspatroon en medicijngebruik [51].

    Oraal microbioom

    Het orale microbioom ontstaat tegelijkertijd met het darmmicrobioom. De mondholte huisvest meer dan 700 verschillende soorten bacteriën; in dit enorm diverse milieu komen daarnaast ook schimmels, virussen, archaea (oerbacteriën) en protozoën voor [52]. De meest voorkomende bacteriën in het orale microbioom zijn lactobacillen, stafylokokken, Streptococcus mutans en Porphyromonas gingivalis [53]. Vooral deze laatste twee commensalen zijn goedaardig zolang er een balans bestaat. Bij een disbalans spelen S. mutans en P. gingivalis een rol binnen (orale) pathologieën.

    Voeding, antibioticagebruik, tandenpoetsen en het gebruik van mondspoeling spelen een rol in de samenstelling van het orale microbioom. Veranderingen in deze factoren kunnen een verandering in het orale microbioom teweegbrengen [12,54].

  • Voedsel met probiotische stammen en probiotische supplementen bevatten levende micro-organismen. Deze moeten het maag-darmkanaal door om in de dikke darm terecht te komen. De maag is er echter voor gemaakt om voedsel te verteren en pathogenen te weren. De gunstige effecten van probiotica hangen dus mede af van de mate van overleving van de micro-organismen. Factoren die de overleving van micro-organismen kunnen beïnvloeden, zijn de voedselsamenstelling, de supplementvorm, het soort micro-organisme en de interacties met het microbioom [55]. Veel onderzoek naar de overleving van probiotica in het maag-darmkanaal wordt gedaan met in vitro modelsystemen [56–58].

    In de darm hebben de micro-organismen een eigen stofwisseling en beïnvloeden ze het metabolisme van de gastheer. Micro-organismen spelen bijvoorbeeld een rol in de vertering (fermentatie) van onverteerde nutriënten zoals vezels [59]. Bovendien ondersteunt het microbioom het vetzuur- en cholesterolmetabolisme [60] en metaboliseren de micro-organismen fytochemicaliën [61]. De producten van de fermentatie worden ofwel door de darm opgenomen, ofwel verlaten het lichaam met de feces [59].

    Een gezond microbioom produceert metabolieten die belangrijk zijn voor de gezondheid van de gastheer. Zo zijn de korteketenvetzuren belangrijk voor de gezondheid van de cellen in de darmwand [59]. Metabolieten van fytochemicaliën hebben eveneens gezondheidsbevorderende eigenschappen, zo werkt bijvoorbeeld een tanninemetaboliet uit granaatappel tegen mitochondriale veroudering [61].

    Sommige metabolieten van het microbioom, dode micro-organismen en andere afvalproducten worden met de feces uitgescheiden [59].

  • Bij probiotica wordt er over het algemeen niet over een tekort gesproken maar over een disbalans. Een disbalans in het microbioom kan nadelige gevolgen hebben op de gezondheid. Probiotica kan de balans in het microbioom herstellen. Een disbalans kan optreden als gevolg van een geboorte via keizesnede, antibioticagebruik of ander medicijngebruik [62], eenzijdige en/of vezelarme voeding, chronische stress, omgevingstoxinen en infectieziekten, maar kan ook voorkomen bij verschillende aandoeningen [63].

    Antibioticagebruik

    Antibiotica doodt bacteriën. Antibioticagebruik kan de samenstelling van het microbioom dus veranderen door niet alleen ongunstige maar ook gunstige bacteriën te doden. Deze verandering in de samenstelling kan van invloed zijn op de (darm)gezondheid [64]. Vooral de hoeveelheid bifidobacteriën gaat omlaag bij het gebruik van antibiotica [62].

    Keizersnede

    Door een geboorte via een keizersnede, komt de baby niet in aanraking met de gunstige bacteriën die de darmen zouden moeten koloniseren. De darm van baby’s geboren via een keizersnede bevat minder bifidostammen en het verschil in microbioomsamenstelling kan gezondheidsproblemen opleveren [36,40,65].

    Moedermelk

    Baby’s die geen moedermelk kregen maar zuigelingenvoeding, hebben een andere samenstelling van het microbioom. Verschillende studies laten zien dat baby’s die zuigelingenvoeding kregen in plaats van moedermelk, een hogere kans hebben op gezondheidsproblemen omdat ze niet de voordelen van immuunbescherming en opbouw van het microbioom hebben [36].

    Chronische darmontstekingen & darmproblematiek

    Onderzoek toont aan dat mensen met prikkelbare darmsyndroom (PDS), of chronische ontstekingen in de darm zoals het geval is bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, een disbalans in het microbioom hebben [66–68].

    Voedingspatroon

    Het microbioom is afhankelijk van nutriënten uit de voeding. Een gezond voedingspatroon dat het darmmicrobioom ondersteunt, bevat voldoende prebiotische vezels, maar ook vetten en fytochemicaliën. Een ongebalanceerd voedingspatroon kan een disbalans in het microbioom veroorzaken. Zo is een voedingspatroon met veel verzadigd vet en weinig vezels geassocieerd met veranderingen in het darmmicrobioom, verandering in bacteriële fermentatieproducten en veranderingen in darmwandfunctie [69,70].

    Naast het darmmicrobioom is ook het orale microbioom afhankelijk van het voedingspatroon. Het evenwicht kan verstoord raken met een overgroei aan orale pathogenen tot gevolg. Deze dysbiose van het orale microbioom is een primaire oorzaak van gingivitis en parodontitis [71].

    Stress

    Door stress kan een dysbiose in het darmmicrobioom ontstaan. De invloed van stress op de darm wordt voornamelijk via de HPA-as gestuurd. De HPA-as zorgt voor een fysieke respons op psychologische en fysieke stressoren [22,23]. Deze psychologische stressoren kunnen onder andere angstgevoelens, depressieve gedachten, schuldgevoel of schaamte met zich meebrengen. Daarnaast kunnen microbiële populaties de stressreactie van de gastheer bepalen. Het is dus een bidirectioneel verband [72].

    Early life stress

    Early life stress is chronische stress tijdens de baby- en kindertijd. Vooral blootstelling aan stress in het vroege leven is van grote invloed op de ontwikkeling van het microbioom. Daarbij horen de intra-uteriene periode en de eerste 10 levensjaren [72]. Early life stress is van zodanige invloed dat het in diverse studies gelinkt is aan de ontwikkeling van onder andere IBS en psychopathologieën op latere leeftijd [73,74]. De exacte rol en het werkingsmechanisme van early life stress op de ontwikkeling van het microbioom en het verband met (psycho)pathologieën worden nog onderzocht.

    Ouderen

    De samenstelling van het microbioom verandert gedurende het leven. Ouderen hebben een minder divers microbioom, er ontstaat een verschuiving van dominante soorten en er zijn minder ‘goede’ micro-organismen aanwezig. Zo is er een achteruitgang van de hoeveelheid bifidobacteriën [50]. Door deze verandering van het microbioom verandert onder andere de immuunfunctie en de voedselvertering in de darm. Hierdoor kunnen tekorten ontstaan aan specifieke voedingsstoffen en komt de immuunfunctie van het lichaam in het geding. De verandering van de samenstelling van het microbioom bij ouderen wordt mogelijk veroorzaakt door onder andere (veranderingen in) leefstijl en voedingspatroon [75].

  • Probioticasupplementen bevatten microbiële factoren die de (darm)gezondheid stimuleren. Ondanks het feit dat dode micro-organismen ook een effect op de (darm)gezondheid lijken te hebben [76] bestaan de meeste probioticasupplementen uit levende micro-organismen. Specifieke probiotische stammen in het supplement kunnen worden geselecteerd voor de doelgroep of therapeutische toepassing.

    Baby’s en kinderen

    Het microbioom in deze leeftijdscategorie wijkt sterk af van het volwassenen microbioom. Allereerst komt de baby tijdens de bevalling in contact met verschillende lactobacillusstammen. Door borstvoeding te geven, mengen bifidobacteriën zich in het microbioom [38]. Een supplement met lactobacillen en/of bifidobacteriën kan dus helpen het microbioom op te bouwen en een dysbiose bij baby’s en kinderen te herstellen of te voorkomen. [77].

    Volwassenen

    Bij volwassenen hangt de soort stam vaak af van de toepassing. Er bestaan probiotica ter onderhoud van een gezonde darm, maar er zijn ook verschillende probiotische stammen met wetenschappelijk bewezen therapeutische toepassingen. Hieronder worden een aantal stammen beschreven die in de darm voorkomen en toegepast kunnen worden in probiotische supplementen, in de paragraaf ‘toepassingen’ worden de therapeutische toepassingen beschreven.

    Lactobacillus is een van de belangrijkste bacteriële soorten die in de darm voorkomt, en de eerste waarmee de darm in contact komt bij de geboorte. Daarnaast komen lactobacillen voor in de mondholte en vagina. Lactobacillus spp. zijn een belangrijk onderdeel van een gezond darmmicrobioom omdat ze de weerstand van de gastheer ondersteunen [78]. Er is een grote diversiteit aan Lactobacillus spp. aanwezig in de darm [79], door verschillende stammen van lactobacillen te suppleren, wordt de diversiteit van de darm gestimuleerd en ondersteund.

    Bifidobacterium is één van de dominante bacteriestammen in de darm en een gezonde bifidobacteriumsamenstelling is gerelateerd aan een goede (darm)gezondheid. Bifidobacteriën hebben antibacteriële eigenschappen tegen pathogene bacteriën, vooral B. infantis en B. longum [80]. De dominante bifidobacteriestam bij pasgeboren baby’s, is B. longum gevolgd door B. bifidum. Bij de moeders is B. longum dominant, gevolgd door B. adolescentis [81]. B. breve is een van de meest gebruikte probiotica bij kinderen en laat goede therapeutische resultaten zien bij kinderen en volwassenen. Bifidobacterium wordt vaak in combinatie met lactobacillusstammen gesuppleerd [82].

    Enterokokken zijn melkzuurbacteriën die in de darm voorkomen. Enterokokken kunnen in twee groepen worden verdeeld, de gunstige soorten die onderdeel uitmaken van het microbioom en de ongunstige soorten die sinds de jaren ‘70 antibioticaresistentie hebben opgebouwd. De gunstige enterokokken in de darm zijn een belangrijk onderdeel van het natuurlijke darmmicrobioom en omvatten ongeveer 1% van het totale volwassen microbioom. Probiotica met gunstige enterokokken zijn veilig bewezen en dragen bij tot de gezonde biodiversiteit in de darm [83,84].

    Streptokokken zijn melkzuurbacteriën die vrijwel direct na de geboorte al worden gevonden in de mond, neusholte en darm van de baby [85]. Streptococcus thermophilus is een van de weinige streptokokken die wordt gebruikt in voedingsmiddelen en supplementen, veel andere soorten zijn pathogeen. Probiotica met Streptococcus thermophilus kunnen worden ingezet om het natuurlijke microbioom te ondersteunen [86].

    Sporevormende bacteriën zijn bacteriën die een endospore kunnen vormen. In de spore kan de bacterie onder ongunstige omstandigheden overleven en in gunstige omstandigheden weer uitgroeien. In probiotica zijn sporevormende bacteriën interessant omdat de supplementen zelf erg stabiel zijn en goed bewaard kunnen worden. De sporen overleven zonder problemen het zure milieu in de maag en komen dus intact aan in de darm. De sporevormer Bacillus coagulans wordt vooral preventief ingezet, maar heeft ook therapeutische toepassingen [87,88].

    Ouderen

    Bifidobacteriën (met name B. longum, B. breve en B. lactis) en lactobacillen zijn belangrijk voor het herstel van de balans van het microbioom van ouderen [75].

    Breedspectrum

    Vaak worden probiotische supplementen of als breedspectrumproduct, of met een beperkt aantal stammen in hoge doseringen samengesteld. In wetenschappelijke studies worden, onder andere omwille van de toewijzing van de werkzaamheid aan één bestanddeel, soms een beperkt aantal stammen in hoge doseringen gebruikt. Vanwege de natuurlijke diversiteit en unieke persoonlijke samenstelling van het microbioom is een probiotisch supplement met een grote diversiteit aan stammen echter aan te raden [89].

    Orale probiotica

    Recente onderzoeken laten zien dat specifieke probiotische bacteriën een gunstig effect hebben op het mondmicrobioom en een remmende werking hebben op orale pathogenen. In het bijzonder lactobacillen zijn in staat de symbiose van het microbiële ecosysteem in de mond te herstellen en/of te handhaven [90].

    De meest voorkomende lactobacillen in de mondholte zijn Lactobacillus plantarum, L. rhamnosus, L. fermentum en L. salivarius, L. acidophilus, L. crispatus, L. dasseri, L. casei en L. paracasei. Mensen met chronische gebitsaandoeningen hebben een lagere orale microbioomdiversiteit (gemiddeld 2,1 soorten) dan gezonde mensen (gemiddeld 3,2 soorten) [90].

    Vaginale probiotica

    De samenstelling van het vaginale microbioom wordt gedomineerd door Lactobacillus, rond de 70% (60-93%) van het vaginale microbioom bestaat uit Lactobacillus spp. [91,92]. Vaginale probiotica met lactobacillus (bijvoorbeeld Lactobacillus rhamnosus) helpen om het vaginale ecosysteem in balans te brengen door de pH te verlagen en de microbiële disbalans te herstellen [93].

    Moment van inname

    Over het beste moment van inname van probiotica bestaan verschillende opvattingen. In principe overleven de meeste bacteriën als ze weinig maagzuur, verteringsenzymen en gal tegenkomen én wanneer ze niet te lang in het maagmilieu moeten verblijven. Het transport door de maag vindt relatief het snelst plaats wanneer de maag leeg is.

    Inname van probiotica is qua zuurgraad het gunstigst op een lege maag 's ochtends voor het ontbijt, 's avonds voor het slapengaan. Bij de maaltijd is de maagpassage een stuk trager en zijn er ook meer gal en verteringsenzymen aanwezig, vooral wanneer de maaltijd veel vet en/of eiwitten bevat.

    Toedieningsvorm

    Probiotische supplementen kunnen worden toegediend als poeder, capsules, tabletten of in vloeibare vorm. Poederformules kunnen het best worden bewaard in sachets om de levensvatbaarheid van de bacteriestammen in stand te houden. Kies bij probioticacapsules voor de maagzuurresistente capsule met vertraagde afgifte (ook wel delayed release capsule, of DR-capsule). Een DR-capsule garandeert intacte passage door de maag, wat de levensvatbaarheid van de bacteriestammen beschermt. Tabletten zijn voor probiotica (sporevormer Bacillus coagulans uitgezonderd) de minst geschikte keuze, omdat het tabletteerproces de levensvatbaarheid van de bacteriële stammen beïnvloedt. Vloeibare probiotica zijn uitermate geschikt voor gebruik bij baby’s en jonge kinderen.

  • Probiotica kunnen preventief en therapeutisch worden ingezet bij veel verschillende aandoeningen. In deze paragraaf worden de belangrijkste indicaties van probiotica besproken aan de hand van wetenschappelijke studies. Het vergelijken van onderzoeken naar het effect van probiotica is soms moeilijk omdat de interventie (gebruikte stammen, aantal kolonievormende eenheden en doseringsvorm) per studie verschilt. Per toepassing is er dus niet altijd een ultieme interventie maar kunnen verschillende stammen of doseringen effectief zijn. Verschillende studies suggereren dat het gebruik van probiotica met meerdere stammen vaker effectief is dan een eenzijdig supplement [94–96]. Mogelijk speelt een breedspectrum supplement beter in op de natuurlijke diversiteit en unieke persoonlijke samenstelling van het microbioom.

    Probiotica bij kinderen

    Niet alleen volwassenen, maar ook baby’s en kinderen kunnen baat hebben bij probiotica. Na de bevalling komt de baby als eerst in contact met lactobacillen. Lactobacillen worden dan ook vaak gebruikt in probiotische supplementen voor baby’s en jonge kinderen. Echter, de stam die wordt ingezet hangt niet alleen af van de leeftijd van de gebruiker maar ook van de toepassing. Daarom vindt u hieronder meer informatie over de verschillende toepassingen van probiotica. De toepassingen worden beschreven aan de hand van wetenschappelijke onderzoek.

    Als er veel wetenschappelijk onderzoek naar de toepassing bij baby’s en kinderen is gedaan, dan is dit beschreven in deze monografie. Zo is er bijvoorbeeld veel onderzoek gedaan naar het effect van probiotica op de stoelgang. In het hoofdstuk over de stoelgang is dan ook apart beschreven hoe probiotica werd toegepast in wetenschappelijke studies bij baby’s en kinderen, en bij volwassenen.

    Hyperpermeabele darm en gerelateerde aandoeningen

    Therapeutische interventies bij aandoeningen die voortkomen uit een hyperpermeabiliteit van de darm strekken zich verder uit dan enkel behandeling met probiotica. Voor de orthomoleculair therapeut heeft Natura Foundation het ‘Een goede gezondheid begint in de darm’ eBook geschreven, met overzichtelijke informatie over de darmwerking en gerelateerde aandoeningen alsook met een uitgebreid herstelplan voor de hyperpermeabele darm. Dit herstelplan kan worden ingezet ter preventie en behandeling van de vele aandoeningen die voortkomen uit een hyperpermeabiliteit van de darm. Het Natura Foundation herstelplan is een handvat voor de orthomoleculair therapeut om de darmpermeabiliteit te herstellen en de samenstelling van de slijmvlieslaag en het microbioom te verbeteren met als uiteindelijke doel om samen met u uw cliënten meer grip te geven op hun gezondheid.

    Psychopathologie

    Via de darm-hersenas speelt het microbioom een belangrijke rol in het samenspel tussen darm en hersenen [15]. Inflammatie en een disbalans in het microbioom kunnen resulteren in verschillende psychopathologieën waaronder depressie. Andersom kan stress ook een disbalans in het microbioom veroorzaken [6,20]. Mogelijk moet de darmgezondheid over de gehele linie worden verbeterd om een significant positief effect te verkrijgen op depressiescores. Een manier om de darmgezondheid over de hele linie te verbeteren is door het uitvoeren van het protocol voor een hyperpermeabele darm.

    Meta-analyses tonen aan dat probioticagebruik resulteert in een significante verbetering van de stemming bij milde tot matig depressieve mensen [97–99].

    Zo werd in een studie het effect van de sporevormende bacterie B. coagulans (dagelijks 2x109 KVE) op de depressiescore bij mensen met IBS en een depressieve stoornis onderzocht tegenover placebo. De interventie was effectief, zowel symptomen van depressie als IBS-symptomen verminderden significant [100].

    Stoelgang, spijsvertering en gastro-intestinale ongemakken

    Zowel bij baby's en kinderen als bij volwassen kunnen problemen met de stoelgang leiden tot ongemakken. In westerse landen heeft 12-17% van de volwassenen last van problemen met de stoelgang [101]. Probiotica ondersteunen de spijsvertering waardoor de consistentie van de ontlasting en de stoelgang verbeteren. Bovendien hebben probiotica invloed op de darmmotiliteit, de gasvorming en het immuunsysteem. Probiotica kunnen worden ingezet om gastro-intestinale klachten te voorkomen of verhelpen.

    Baby’s en kinderen

    Gastro-intestinale klachten

    In een studie naar het gebruik van melk met toegevoegde probiotische stammen onder kinderen (1-6 jaar) werd een afname gezien in de frequentie van ziektedagen waardoor ze afwezig waren op de kinderopvang. De kinderen kregen gedurende 7 maanden waaronder de wintermaanden dagelijks minimaal 200 ml probiotische melk die gemiddeld 5-10x105 kolonievormende eenheden (KVE) Lactobacillus rhamnosus GG bevatte. Het effect was dosisafhankelijk; hoe meer melk de kinderen dronken, hoe minder gastro-intestinale problemen ze rapporteerden gedurende de interventiemaanden. Daarnaast werd er een vermindering in luchtweginfecties gezien en was er minder vaak antibiotica nodig voor de behandeling van de luchtweginfecties [102].

    Constipatie

    Vierenveertig baby’s van gemiddeld 8 maanden oud met gediagnostiseerde functionele chronische constipatie kregen in een dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek door Coccorullo et al., (2010) dagelijks L. reuteri (1x108 KVE) toegediend. Door de suppletie met deze melkzuurbacterie was er een toename in het aantal ontlastingsmomenten per week. De consistentie van de stoelgang veranderde weliswaar niet significant.

    In een kleinschalige studie onder kinderen tussen de 4 en 16 jaar met constipatie werd het effect van een probiotische mix op de stoelgang gemeten. De mix bestond uit in totaal 4x109 KVE en bevatte bifidobacteriën (B. bifidum, B. infantis, B. longum) en lactobacillen (L. casei, L. plantarum, L. rhamnosus). De interventie duurde 4 weken, naast de behandeling kregen de kinderen toilettraining. De frequentie van ontlasting ging omhoog in de interventiegroep. Bij kinderen met zeer weinig ontlastingsmomenten per week aan het begin van de studie was het verschil in frequentie significant. Bovendien was er een vermindering van fecale incontinentie en de kinderen ervoeren minder buikpijn [104].

    Een dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek onderzocht het verschil tussen probioticasuppletie, magnesiumoxide (MgO, laxeermiddel) of placebo bij kinderen (<10 jaar oud) met chronische constipatie. De kinderen kregen gedurende 4 weken dagelijks een supplement met L. casei rhamnosus (8x108 KVE), 50 mg/kg MgO of een placebo. Suppletie met probiotica was even effectief als MgO bij de behandeling van chronische constipatie. Kinderen kregen een hogere ontlastingsfrequentie, zachtere ontlasting en gebruikten minder laxeermiddelen door de interventie. Er was geen effectief verschil tussen probioticasuppletie en MgO. Kinderen ervoeren wel minder bijwerkingen (buikpijn) bij het gebruik van probiotica dan bij MgO [105].

    Conclusie

    Resultaten over het therapeutisch gebruik van probiotica bij functionele constipatie bij kinderen is voorlopig niet eenduidig. Een combinatie met andere aanvullende interventies wordt aanbevolen.

    Diarree

    Hanna Szajewska et al., (2001) onderzocht het effect van suppletie met L. rhamnosus GG (LGG) (6x109 KVE, tweemaal daags) bij kinderen van 1-36 maanden oud. De kinderen lagen in het ziekenhuis om andere redenen dan gastro-intestinale klachten en kregen geen borstvoeding. Suppletie met LGG verminderde significant de kans op diarree en op infectie met het rotavirus in vergelijking met de placebogroep [106].

    In een grote klinische studie werd probiotica toegepast bij kinderen van 3-36 maanden die acute diarree hadden. Er werden verschillende probiotische supplementen voorgeschreven en kinderen ontvingen vijf dagen lang tweemaal daags een dosis. De kinderen die LGG (6x109 KVE) toegediend kregen en kinderen die een probiotische mix (1x109 KVE L. debrueckii, 1x109 KVE L. acidophilus, 1x109 KVE S. thermophilus, 5x108 KVE B. bifidum) toegediend kregen, hadden minder lang last van diarree vergeleken met de placebogroep [107].

    Flatulentie

    Probiotica kan helpen bij de voedselvertering waardoor gisting en de hiermee samengaande gasvorming vermindert [108,109].

    Reflux

    Naast het effect van probiotica op de darm wordt er ook een verbetering gezien in terugstroom van de voeding. In een studie kregen baby’s met refluxproblemen gedurende 30 dagen dagelijks 1x108 KVE L. reuteri toegediend. Er werd in de probiotische groep een verbetering gezien in de snelheid van maaglediging en de baby’s hadden minder frequent last van voedingsreflux vergeleken met de placebogroep [110].

    Volwassen & ouderen

    Gastro-intestinale klachten

    In een studie met drie groepen gezonde vrijwilligers kregen deelnemers 30 dagen lang een placebo of een mix van 2,5x109 KVE L. plantarum en 2,5x109 KVE B. breve of 5x109 KVE B. lactis. De interventiegroepen die probiotica kregen, hadden een verbeterde stoelgang, verbeterde consistentie van de fecaliën en vermindering van ongemakken zoals een opgeblazen gevoel, branderigheid of pijn [101]. Een vergelijkbaar onderzoek naar de consistentie van de ontlasting bij gezonde vrijwilligers toonde eveneens het voordeel van probiotica aan. De vrijwilligers kregen gedurende 3 weken dagelijks een gefermenteerde melk met minstens 6,5x109 KVE L. casei. Er werd een verbetering gezien van onder andere de consistentie van de ontlasting. De resultaten waren significant vergeleken bij de situatie voorafgaande aan suppletie en in vergelijking met een placebo [111].

    Bij oudere mensen gaat de diversiteit van het microbioom achteruit, onder andere door een vermindering van het aantal bifidobacteriestammen. Probioticasuppletie bij ouderen kan de disbalans verminderen en/of de darmklachten verminderen. Zaharoni et al., (2011) onderzocht het effect van probioticagebruik bij ouderen (+65 jaar) in het ziekenhuis. De deelnemers kregen gedurende 45 dagen dagelijks een mix van probiotische stammen, in totaal 4,5x1011 KVE, met daarin Lactobacillus (L. plantarum, L. paracasei, L. bulgaricus & L. acidophilus), Bifidobacterium (B. breve, B. longum & B. infantis) en Streptococcus (S. thermophilus). Gedurende de observatieperiode van 45 dagen zagen de wetenschappers dat de interventiegroep significant minder laxeermiddelen en minder antibiotica nodig had. Er trad eveneens een vermindering op van diarreeklachten, voornamelijk bij de patiënten ouder dan 80 jaar. Ook verlaagden de bloedwaarden C-reactief eiwit (CRP), wat wijst op verminderde ontstekingsactiviteit.

    Constipatie

    Volwassenen met functionele chronische obstipatie kunnen mogelijk baat hebben bij probioticasuppletie. Door 4 weken dagelijks 1x108 KVE L. reuteri te suppleren werd er in een RCT een significante toename gezien van het aantal ontlastingsmomenten per week [113]. De consistentie bleef weliswaar ongewijzigd. Voor optimaal resultaat wordt een combinatie met andere aanvullende interventies aanbevolen.

    (Reizigers)diarree

    Reizigersdiarree komt voor bij ongeveer een 15-56% van de reizigers tijdens de eerste twee weken van de reis [114,115]. Probiotica kan helpen reizigersdiarree te voorkomen. In een studie waarbij mensen 1-3 weken reisden in ontwikkelingslanden werd dagelijks 2x109 KVE LGG gesuppleerd, beginnend twee dagen voor de reis. Daarnaast kregen mensen tips om reizigersdiarree te voorkomen. De groep mensen die de probiotica gesuppleerd kreeg, had minder last van diarree vergeleken met de placebogroep [114]. Een vergelijkbaar onderzoek werd gedaan eveneens met dagelijks 2x109 KVE LGG waarbij hetzelfde beschermende effect van probiotica op de darm werd gevonden en reizigersdiarree werd voorkomen [116].

    Diarree veroorzaakt door een infectie met de pathogeen Clostridium difficile kan bij volwassenen verbeteren door probioticasuppletie. In een studie deden mensen mee met milde tot matige infecties. Deelnemers kregen vier weken lang dagelijks een placebo of een probiotisch supplement met Lactobacillus (L. acidophilus, L. paracasei), Bifidobacerium (B. lactis Bi-07 en Bi-04) en in totaal 1,7x1010 KVE. De probiotische interventie resulteerde in een kortere tijdsduur van diarree vergeleken met de placebogroep [117].

    Flatulentie

    Studies laten zien dat probioticasuppletie flatulentie en een opgeblazen gevoel vermindert [118] zowel bij gezonde personen als bij IBS-patiënten. Een combinatie van L. acidophilus en B. lactis verminderde het opgeblazen gevoel bij mensen met functionele darmproblemen [119]. Ook de sporevormer B. coagulans kan voor verlichting van het opgeblazen gevoel zorgen [120].

    Brandend maagzuur

    Brandend maagzuur, ook wel gastro-oesofageale reflux genoemd, kan effectief worden behandeld met probiotica. Klinische studies tonen aan dat de stammen L. gasseri en B. bifidum effectief ingezet kunnen worden bij reflux [121].

    Chronische darmontstekingen

    Darmaandoeningen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa gaan gepaard met ontstekingen, deze groep van ziekten staat bekend als inflammatory bowel disease (IBD). Daarnaast bestaat ook Irritable Bowel Syndrome (IBS), ook wel Prikkelbare Darm Syndroom genoemd, een functioneel syndroom waarbij de klachten niet door een ziekte verklaard kunnen worden [122].

    Onderzoek laat zien dat de samenstelling van het darmmicrobioom van IBS-patiënten [123,124] en IBD-patiënten [125] anders is dan bij gezonde mensen. Het darmmicrobioom is dus in dysbiose. Zo bevat het darmbicrobioom van IBS-patiënten minder lactobacillen en bifidobacteriën in vergelijking met gezonde mensen [123]. Een dysbiotisch microbioom zou aan de grondslag kunnen liggen van chronische darmaandoeningen.

    Eén van de eigenschappen van probiotica is dat ze ontstekingen kunnen verminderen door de weerstand (via het immuunsysteem) te verhogen. Momenteel wordt bovendien onderzocht of deze microbiële disbalans leidt tot slecht geïnactiveerde spijsverteringsproteasen waardoor beschadiging ontstaat van de beschermende slijmlaag en het onderliggende darmweefsel. Beschadigingen aan de darmwand leidt tot inflammatie [126,127]. Studies laten zien dat het veranderen van de samenstelling van het darmmicrobioom met behulp van probiotica een positief effect kan hebben bij IBD-patiënten [128] en IBS-patiënten [129,130]. Probiotica kan effectief worden ingezet om symptomen van chronische darmziekten te verminderen en het evenwicht in het microbioom te herstellen.

    In Tabel 1 staan een aantal wetenschappelijke studies waarbij probiotica ingezet werd ter behandeling van IBS en IBD in het algemeen en specifiek colitis ulcerosa.

    Tabel 1 samenvatting van de placebogecontroleerde klinische studies naar probioticagebruik bij IBS en IBD.

    Studiepopulatie

    Interventie (per dag, tenzij anders aangegeven)

    Periode

    Resultaat

    Bron

    IBS-patiënten,

    21-78 jaar

    L. plantarum 5x107 KVE + havermoutmeel

    4 wk

    Verminderde winderigheid in de interventiegroep, minder buikpijn in beide groepen. Bij een follow-up 12 maanden later heeft interventiegroep betere darmfunctie

    [131]

    IBS-patiënten, gemiddeld 45 jaar

    L. plantarum 5x107 KVE

    4 wk

    Verhelpt buikpijn, normaliseert ontlastingsfrequentie, verlicht IBS-symptomen in de interventiegroep vergeleken met placebo

    [132]

    IBS-patiënten, gemiddeld 12 jaar

    L. Rhamnosus GG 1x1010 KVE

    6 wk

    Zelfde effect als placebo

    [133]

    IBS-patiënten,

    18-75 jaar

    L. salivarius 1x1010 KVE

    B. infantis
    1x1010 KVE

    8 wk

    B. infantis zorgde voor grotere IBS-symptoom reductie dan placebo of L. salivarius

    [134]

    IBS-patiënten,

    18-65 jaar

    Geëncapsuleerde

    B. infantis:

    1x106 KVE of 1x108 KVE of 1x1010 KVE

    4 wk

    Vermindering buikpijn en IBS-symptomen bij 1x108 KVE. Bij een dosis van 1x1010 KVE waren er functionele problemen met het supplement

    [135]

    IBS-patiënten met constipatie, 18-75 jaar

    S. thermophilus 3x108 KVE,
    L. plantarum
    1x108 KVE

    4 wk

    Significante verbetering van ontlastingsconsistentie en kwaliteit van leven

    [136]

    IBS-patiënten, 18-55 jaar

    B. coagulans
    2x109 KVE

    90 dagen

    Significante symptoomverbetering: vermindering van opgeblazen gevoel, overgeven, diarree en buikpijn. Verbetering van ontlastingsfrequentie

    [100]

    IBD-patiënten, gemiddeld 36 jaar

    L. acidophilus,
    B. animalis
    1x106 KVE

    8 wk

    Verbetering van het aantal probiotische bacteriën (lactobacillen, bifidobacteriën & bacteroïden) volgens stoelgangonderzoek

    [137]

    Asymptomatische IBD-patiënten,

    18-70 jaar

    L. rhamnosus,
    L. plantarum,
    L. acidophilus,
    E. faecium 0,2x106 KVE/kg

    4 wk

    Verminderde inflammatie bij patiënten met colitis ulcerosa

    [138]

    Colitis ulcerosa patiënten,

    18-75 jaar

    B. infantis
    1x1010 KVE

    8 wk

    Verlaging inflammatie (CRP-waarden)

    [139]

    Colitis ulcerosa patiënten,

    gemiddeld 44 jaar

    B. longum
    2-3x1011 KVE
    3x per dag

    8 wk

    Reductie in ziektesymptomen en verbetering endoscopische index

    [140]

    Orale probiotica & chronische darmontstekingen

    Het bacteriologische mondmicrobioom heeft invloed op onder andere het darmsysteem, waardoor ook een associatie bestaat tussen de orale (microbiële) gezondheid en diverse aandoeningen [141]. Onderzoek naar de samenstelling van het orale microbioom toonde aan dat patiënten met IBD (Colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn) een andere orale microbiële samenstelling hebben dan de gezonde controlegroep [142].

    P. gingivalis, een bacterie geassocieerd met parodontitis, zorgt bij muizen voor een disbalans in het microbioom. Orale toediening van de bacteriecultuur resulteert in een verslechtering van de darmbarrièrefunctie en inflammatie van de darm [143]. Het gebruik van een oraal probioticum kan werken als antibioticum tegen de paropathogenen (de pathogenen die vaak bij parodontitis aanwezig zijn). In vitro onderzoek toont aan dat de lactobacillusstammen L. paracasei, L. plantarum, L. rhamnosus en L. salivarius de sterkste antimicrobiële activiteit vertonen tegen de paropathogen, waaronder tegen P. gingivalis [90]. Orale toediening van probiotica met lactobacillen kan zodoende bijdragen aan de balans van zowel het orale- als het darmmicrobioom en het herstel van de darmbarrières.

    Chronische darmontstekingen en psychopathologieën

    De meest voorkomende comorbiditeit bij patiënten met IBS zijn psychopathologieën. Een meta-analyse laat zien dat IBS-patiënten een driemaal hogere kans hebben op het ontwikkelen van angst of depressie [144]. Een andere studie kwam tot de conclusie dat IBS-patiënten 40-80% meer kans hadden op migraine, fibromyalgie en depressies [145]. De systematische review van Whitehead concludeerde zelfs dat tot wel 94% van de IBS-patiënten een psychiatrische aandoening heeft, waarvan depressies, angst en somatoforme stoornissen het meest voorkomen [146]. Het herstellen van de darmgezondheid zou via de darm-hersenas mogelijk een positieve invloed kunnen hebben op het psychologisch welbevinden van de patiënt.

    Probiotica zorgt mogelijk voor een daling van de depressiescore [147]. Dit werd geconcludeerd in een gerandomiseerde studie waarin 44 deelnemers gedurende 6 weken B. longum (1x1010 KVE) of placebo toegediend kregen. Daarnaast liet een fMRI test zien dat de amygdala, een hersengebied dat belangrijk is voor de regulatie van angst en bezorgdheid en voor de activatie van de HPA-as, minder wordt gestimuleerd bij negatieve prikkels in de interventiegroep. De HPA-as is belangrijk voor de fysieke stressrespons en viscerale pijnperceptie; er werd dan ook een niet-significante vermindering in pijnperceptie gevonden in de interventiegroep [147]. Meer onderzoek is nodig om het effect nader te onderzoeken. Mogelijk zijn complementaire (darm)interventies nodig om naast de vermindering van depressiescores ook een significante verbetering te vinden op onder andere de (viscerale) pijnperceptie bij IBS-patiënten [148].

    De sporevormer B. coagulans zou ook kunnen worden ingezet om depressie- en IBS-symptomen te verminderen. Dit werd geconcludeerd in een klinische studie waarin 40 deelnemers gedurende 6 weken dagelijks een tablet met B. coagulans (2x109 KVE) of placebo toegediend kregen. Suppletie met de sporevormer zorgde voor een significante reductie van de depressiescore en IBS-symptomen. De onderzoekers stellen dat dit mogelijk werd veroorzaakt door verminderding van inflammatie en oxidatieve stress. Bovendien spelen mogelijk de productie van neurotransmitters en korteketenvetzuren door het microbioom ook een rol bij het verminderen van de depressie en van de IBS-symptomen [100].

    Voedselallergieën & intoleranties

    Ter behandeling en preventie van voedselallergieën kan probiotica worden ingezet. Probiotica ondersteunt het immuunsysteem en draagt bij aan de optimalisering van de darmbarrièrefunctie, wat kan bijdragen aan het verminderen van voedselallergieën door het vermijden van een hyperpermeabiliteit. Bovendien dragen probiotische stammen bij aan de vertering van voedingsstoffen, wat een gunstig effect heeft tegenvoedselintoleranties. Veel studies waarbij probiotica werden ingezet ter preventie of behandeling van voedselallergieën meten het voorkomen en de ernst van allergische manifestaties in de vorm van atopisch eczeem. Lees meer over de behandeling en preventie van atopisch eczeem in de paragraaf ‘Huidaandoeningen als eczeem, acné, psoriasis en rosacea’.

    In een studie onder 330 kinderen met koemelkallergie werd het effect van Lactobacillus rhamnosus GG getest. De kinderen kregen gehydrolyseerd caseïne-eiwit in combinatie met placebo of probiotica. De kinderen in de interventiegroep ontwikkelden minder gastro-intestinale klachten ten opzichte van de placebogroep [149]. Kinderen in de interventiegroep van een onderzoek met dezelfde opzet ontwikkelden op langere termijn ook minder allergiegerelateerde klachten zoals atopisch eczeem [150].

    Meta-analyse toont aan dat probioticasuppletie bij baby’s gunstig is bij de behandeling van koemelkallergie; de beste resultaten worden geboekt bij het gebruik van Lactobacillus rhamnosus GG [151]. Bovendien lijkt prenatale suppletie (suppletie van de zwangere moeder) gevolgd door suppletie van de pasgeboren baby superieur te zijn ter preventie van allergische klachten [152].

    Lactose-intolerantie komt   gemiddeld 65% van de volwassen wereldbevolking voor. In een studie werden probiotische stammen geselecteerd die lactose konden afbreken. De lactoseverterende probiotische stammen ondersteunden de vertering van lactose, wat gastro-intestinale klachten vermindert [153]. Probiotische stammen die de lactosevertering ondersteunen, zijn onder meer Lactobacillus acidophilus en Bifidobacterium longum [154].

    Opstarten van het darmmicrobioom

    Baby’s geboren via een keizersnede komen tijdens de geboorte niet in contact met de micro-organismen die van belang zijn bij het ontwikkelen van het darmmicrobioom. Baby’s die geboren zijn via een keizersnede hebben daarom ook op latere leeftijd nog een andere samenstelling van het microbioom. Een van de voortvloeisels hieruit is het zogenaamde vaginal seeding of microbirthing na een keizersnede. Hierbij worden vaginale microben overgebracht in de mond, neus en op de huid van de pasgeboren baby om zo alsnog een gezond microbioom te starten. Echter, omdat deze techniek nog relatief nieuw is en er nog veel onbekend is over onder andere de overdracht van pathogenen, wordt het nog niet overal toegepast. Een alternatieve manier van het opstarten van het microbioom is door suppletie van probiotica aan de pasgeboren baby.

    De eerste stammen waarmee een baby in aanraking komt tijdens de geboorte, zijn de lactobacillen afkomstig uit het geboortekanaal. Suppletie met Lactobacillus rhamnosus GG probiotica zou daarom ingezet kunnen worden voor het koloniseren van de darm en mond van de baby [155,156]. De onderzoekers Duar et al., (2020) onderbouwen bovendien het gebruik van Bifidobacterium infantis als veilige methode om de darm van pasgeboren baby’s die via een keizersnede geboren werden te koloniseren [157].

    Antibioticagebruik

    Antibiotica kan leiden tot een disbalans in het microbioom, waardoor secundaire infecties en klachten zoals diarree kunnen ontstaan. Clostridium difficile is bij antibioticakuren vaak de veroorzaker van diarree en darminfecties. Probiotica kan effectief worden ingezet om diarree als gevolg van een antibioticakuur te voorkomen [158,159].

    Een studiegroep onderzocht bijvoorbeeld het effect van een probiotische drank waarin Lactobacillus casei (1x1010 KVE), L. bulgaricus (1x1010 KVE) en Streptococcus thermophilus (1x109 KVE) waren verwerkt. De 82 deelnemers namen de drank een half uur voor of twee uur na de maaltijd in, de placebogroep volgde hetzelfde protocol maar dan met een steriele drank. De deelnemers in de placebogroep hadden vaker last van diarree in vergelijking met de probioticagroep [160].

    Om de overleving van de gunstige bacteriën te bevorderen, is het aan te raden om probiotica enkele uren voorafgaand aan of enkele uren na de antibiotica in te nemen.

    Huidaandoeningen als eczeem, acné, psoriasis en rosacea

    Atopisch eczeem & dermatitis

    Rosenfeldt et al., (2004) toonde aan dat probioticasuppletie, door verbetering van de selectieve darmwandpermeabiliteit, symptomen van atopische dermatitis verlicht bij kinderen. Eenzelfde effect werd gevonden bij volwassenen. De verbeterde functie van de darmwand zorgt voor minder microbiële translocatie en immuunactivatie waardoor klachten van atopische dermatitis afnemen [162]. Een studie naar het effect van probioticasuppletie op inflammatiewaarden bij lacterende moeders en zuigelingen toont aan dat probiotica het immuunsysteem beïnvloedt. Probiotica verhoogt de hoeveelheid anti-inflammatoire cytokines in serum van baby’s, maar ook de CRP-waarden. Twee jaar na de interventie heeft de probioticagroep minder last van allergische manifestaties zoals atopisch eczeem. Het verhogen van de CRP-waarden is contra-intuïtief maar blijkt belangrijk te zijn bij de vroege ontwikkeling van het immuunsysteem [163]. De effectiviteit van probiotica tegen atopisch(e) eczeem/dermatitis bij baby’s, kinderen en volwassenen wordt bevestigd door verschillende reviews en meta-analyses [164–167].

    Bij zwangere vrouwen kan probiotica preventief worden ingezet om atopisch eczeem bij de baby te voorkomen. In een studie kregen zwangere vrouwen met een hoog risico op atopisch eczeem vóór de geboorte van hun kind Lactobacillus rhamnosus toegediend. Tijdens de geboorte werd deze bacteriestam eveneens toegediend aan de baby. Vergeleken met de placebogroep kwam atopisch eczeem 50% minder voor in de groep die probiotica had ontvangen [168]. Zelfs op vier- en zevenjarige leeftijd hadden de kinderen in de probioticagroep minder atopisch eczeem dan de kinderen in de controlegroep [169,170]. Meer vervolgonderzoek is nodig om de resultaten en mechanismen van  probioticasuppletie bij de moeder te bevestigen en onderzoeken. Zo bevestigde Rautava et al., (2012a) de gunstige effecten, maar vond Kopp et al., (2008) geen verschil tussen de probiotica- en placebogroep. Er zullen nog veel studies aan te pas komen om het complexe mechanisme van probioticasuppletie, het doorgeven van probiotische stammen tijdens de zwangerschap en geboorte, de ontwikkeling van het immuunsysteem en (voedsel)allergieën volledig te doorgronden.

    Acné

    Acné is een verzameling aandoeningen gekenmerkt door het ontstaan van puistjes op de huid. De puistjes worden veroorzaakt door onder andere ontstekingen in de huid. Door het ondersteunen van de afweer en verminderen van inflammatie kan probiotica effectief worden ingezet bij acnéklachten. Zo toonde een studie aan dat een maand suppletie met een probiotische mix de inflammatie in serum vermindert [173]. Drie maanden suppletie met Lactobacillus GG verbetert acné bij volwassenen [174]. Jung et al., (2013) toonde aan dat probiotica vergelijkbare verbeterende effecten had op de behandeling tegen acné als het gebruik van antibiotica.

    Psoriasis

    Mensen met psoriasis hebben vaak ook ontstekingen in andere organen, zo heeft 7-11% van de IBD-patiënten ook psoriasis. Hieruit kan het verband tussen darminflammatie en psoriasis worden afgeleid [176]. De resultaten van probioticasuppletie op psoriasisklachten zijn veelbelovend, maar het onderzoek is nog beperkt tot enkele casestudies en dieronderzoek [177]. Een klinische studie toont aan dat probiotica (Bifidobacterium infantis) inflammatie en psoriasisklachten vermindert [139].

    Rosacea

    Rosaceapatiënten hebben een andere samenstelling van het microbioom dan gezonde mensen [178,179]. Gesuggereerd wordt daarom dat probiotica effectief kunnen worden ingezet bij de behandeling van rosacea [180].

    Gebitsaandoeningen & orale gezondheid

    Vanwege migratie van pathogenen uit de mondholte naar de bloedbaan lijkt parodontitis een onafhankelijke risicofactor voor diverse chronische ziekten [181]. Lactobacillen hebben een sterke remmende werking op de dominante pathogenen in de mondholte. Door adhesiecompetitie, nutriëntcompetitie, productie van antimicrobiële factoren en door het verbeteren en beïnvloeden van de immuunrespons van de gastheer kunnen probiotische micro-organismen de gezondheid van het gebit en de mondholte verbeteren [13].

    Zo toont in vitro onderzoek aan dat vooral Lactobacillus plantarum, L. paracasei, L. salivarius en L. rhamnosus een hoge antimicrobiële activiteit hebben tegen orale pathogenen zoals Porphyromonas gingivalis en Streptococcus mutans [90,182]. In een klinische studie kregen gezonde mensen een oraal probioticum met L. salivarius (0.67x109 KVE). Na acht weken werd er een verbetering in orale gezondheid gevonden, waaronder een vermindering van de hoeveelheid tandplak [183]. In een kortdurende studie (interventie van twee weken) waarbij deelnemers probiotica met L. salivarius kregen (2x109 KVE) werd een verlaging gezien van het aantal S. mutans in speeksel [184]. Streptococcus mutans is een van de primaire veroorzakers van cariës. Suppletie met L. paracasei zorgt ook voor een verlaging van de hoeveelheid S. mutans in speeksel. In de studie kregen gezonde vrijwilligers gedurende 4 weken een oraal L. paracasei supplement [185].

    Kinderen

    Het effect van probiotica op de hoeveelheid S. mutans in speeksel werd eveneens gevonden bij suppletie met L. rhamnosus. Kinderen (1-6 jaar oud) kregen melk verrijkt met L. rhamnosus (5 dagen per week, gemiddelde inname 1-2x108 KVE per dag). Na zeven maanden werd er een reductie in het aantal cariës en een lagere hoeveelheid S. mutans gevonden in speeksel [186]. In vitro onderzoek toont aan dat maar liefst 23 verschillende soorten Lactobacillus spp. de groei van S. mutans remmen, daarvan hebben L. paracasei, L. plantarum en L. rhamnosus de hoogste remmende activiteit [187].

    Tandvleesontstekingen (gingivitis)

    Ontstekingen aan het tandvlees gaan vaak samen met bloedend tandvlees tijdens het poetsen en ontstaat door de aanwezigheid van bacteriën in de tandplak. Regelmatig poetsen en een gezond oraal microbioom is de basis voor het voorkomen van gingivitis. Probiotica kan het herstel van een disbalans in het orale microbioom ondersteunen. Zo toont een onderzoek onder mensen met matige tot ernstige gingivitis een verbetering in de hoeveelheid tandplak en in de mate van ontsteking door toediening van Lactobacillus reuteri [188]. Een studie waarbij kauwgom met L. reuteri werd gebruikt toonde het ontstekingsremmende effect van de probiotica, bovendien verminderde het tandvleesbloedingen [189]. Ook L. salivarius [190], L. paracasei, L. plantarum [191] en L. rhamnosus [192] zijn bij in vivo en in vitro studies effectief bevonden ter preventie van gingivitis en tandvleesinflammatie. In een evaluatie van meerdere onderzoeken wordt geconcludeerd dat probiotica een gunstig effect heeft bij de behandeling van tandvleesontstekingen en suppletie dus effectief kan worden ingezet. De onderzoekers stellen echter dat door gebrek aan consistentie in studiemethoden meer onderzoek nodig is om de resultaten te bevestigen [193].

    Halitose (slechte adem)

    Halitose is een veel voorkomend probleem, vaak gerelateerd aan een slechte mondgezondheid. Vluchtige zwavelverbindingen, voornamelijk geproduceerd door gramnegatieve bacteriën, waaronder Porphyromonas gingivalis en Streptococcus mutans, zijn verantwoordelijk voor de slechte geur. In een studie kregen twintig patiënten met halitose gedurende 4 weken dagelijks 2x109 KVE L. salivarius toegediend. Al na twee weken was er een significante afname van onaangename orale geuren en na vier weken werd er een verbetering gevonden in het reuk- & proefvermogen en was het tandvlees minder vatbaar voor bloedingen [194]. Een systematische review concludeert dat lactobacillusstammen kunnen worden ingezet ter behandeling van halitose [195].

    Obesitas/ overgewicht

    De ontwikkeling van obesitas en metabool syndroom is een complex proces waarbij verschillende genetische- en omgevingsfactoren betrokken zijn. Verschillende studies tonen aan dat ook het darmmicrobioom hierbij een belangrijke rol speelt. Eerder keken onderzoekers vaak naar de diversiteit van het darmmicrobioom; nieuwe technieken laten echter zien dat de diversiteit aan stammen in het microbioom niet zozeer van belang is, maar dat de metabole capaciteit van het microbioom mogelijk de belangrijkste factor is [2,196,197].

    De werkingsmechanismen van probiotica tegen obesitas zijn nog niet geheel opgehelderd. Zo werkt het mogelijk via meerdere mechanismen, waaronder het moduleren van de samenstelling van het darmmicrobioom, via het verminderen van inflammatie en/of door het metabolisme van de gastheer te beïnvloeden [198]. Laaggradige inflammatie door verhoogde LPS-waarden in het bloed speelt mogelijk een belangrijke rol in de ontwikkeling van obesitas, insulineresistentie en diabetes type 2 [7].

    Op basis van succesvol muisonderzoek waarin werd gevonden dat muizen die B. breve toegediend kregen een lagere kans hadden op obesitas [199], werd een humane studie gestart. Tweeënvijftig pre-obese mensen werden gerekruteerd voor het onderzoek. De helft van de deelnemers kreeg dagelijks 5x1010 KVE B. breve B-3 in maagzuurresistente capsules toegediend, de andere helft kreeg een placebo die qua uiterlijk en smaak identiek was aan het probioticum. Na 12 weken was er een significante daling van vetmassa in de probioticagroep. In de placebogroep werd een verhoging van de geglyceerde hemoglobinewaarden gevonden, een maat voor de bloedsuikerwaarden. Deze verhoging werd niet waargenomen in de probioticagroep, wat betekent dat de bloedsuikerwaarden in de probioticagroep beter werden gereguleerd [198].  Suppletie met B. breve kan dus mogelijk effectief worden ingezet bij mensen in een voorstadium van obesitas.

    Probiotica kan effectief zijn bij de behandeling van overgewicht en obesitas, zo concludeert een review van meta-analyses. De review vatte de resultaten van 14 meta-analyses van gerandomiseerde klinische onderzoeken samen en concludeerde een positief effect van probiotica op gewichtsreductie. Het effect is echter klein en aanvullende behandelingen zullen nodig zijn om grote gewichtsreducties te bewerkstelligen [200].

    Diabetes type II

    Diabetici lijken een verhoogde kans te hebben op het ontstaan van (ernstige) gingivitis en parodontitis. Bovendien zijn er steeds meer aanwijzingen dat er omgekeerd ook een associatie bestaat tussen parodontitis en het ontstaan van diabetes [201].

    Onderzoek laat zien dat toediening van P. gingivalis bij muizen met diabetes leidt tot een verslechterde glucosehomeostase [202] en insulineresistentie [203]. Deze veranderingen worden waarschijnlijk teweeggebracht door een disbalans van het microbioom, metabole veranderingen en activatie van het immuunsysteem [203–205].

    Binnen een multidisciplinaire aanpak kan de inzet van lactobacillen ter bevordering van de mondhygiëne van toegevoegde waarde zijn. Lactobacillen kunnen zowel preventief als therapeutisch worden ingezet door hun ontstekingsremmende effect, de modulering op pro- en anti-inflammatoire cytokines en door vermindering van het aantal (paro)pathogene bacteriën. Zo dragen ze bij aan de preventie en behandeling van parodontitis [13,90].

    Bovendien spelen laaggradige inflammatie door verhoogde LPS-waarden in het bloed mogelijk een belangrijke rol in de ontwikkeling van insulineresistentie en diabetes type 2 [7]. Probiotica verlagen inflammatie-waarden, het HbA1c, nuchtere plasmaglucose en nuchtere insulinespiegels, maar ook totaalcholesterol, de triglycerideniveaus en zowel systolische als diastolische bloeddrukwaarden [206]. Studies laten tevens zien dat lactobacillen de glucosetolerantie [207] en de insulinegevoeligheid [208] kunnen verhogen.

    Hypercholesterolemie

    Door binding met voedingscholesterol en afbraak van gal helpt probiotica bij de verlaging van het cholesterol [209].

    In een studie kregen 26 mensen met metabool syndroom dagelijks een gefermenteerde melk met probiotische stammen. De drank bevatte 2,7x1010 KVE Bifidobacterium lactis en werd dagelijks gedronken gedurende 45 dagen. Tegen het einde van de studie hadden de deelnemers een significant verlaagde BMI, totaalcholesterol en LDL in vergelijking met de start van de studie en in vergelijking met de placebogroep. Deze probiotische drank had dus een positief effect op de bloedlipidenwaarden [210].

    Een vergelijkbare studie vond plaats met mensen met diabetes type 2. In de studie werd gedurende 6 weken dagelijks een gefermenteerde melk met Lactobacillus acidophilus (1x109 KVE) en Bifidobacterium lactis (1x109 KVE) gesuppleerd. Aan het eind van de studie was er een verlaging in totaalcholesterol en LDL-waarden vergeleken met de placebogroep [211].

    Ook andere bifidostammen kunnen worden ingezet om de cholesterolwaarden te verlagen. In een studie werd op basis van de hoge maagsap- en galtolerantie Bifidobacterium longum aangewezen als mogelijk effectief om de cholesterolwaarden te verlagen. De 32 gezonde deelnemers in de studie consumeerden driemaal daags gedurende 4 weken een yoghurt met de probiotische stam Bifidobacterium longum (1x108 KVE). De studie vond dat probioticasuppletie de cholesterolwaarden verlaagde maar alleen bij deelnemers met aanvankelijk verhoogde cholesterolwaarden [209].

    Hart- en vaatziekten

    Er bestaat een associatie tussen een dysbiose in het microbioom en hart- en vaatziekten [212]. Trimethylamine-N-oxide (TMAO) is een metaboliet van het microbioom die geassocieerd is met cardiovasculaire problemen. De samenstelling van het microbioom bepaalt hoeveel TMAO en andere schadelijke metabolieten worden aangemaakt. Het aanpassen/verbeteren van de microbiële samenstelling en het aanpassen van het voedingspatroon kunnen leiden tot minder aanmaak van schadelijke metabolieten [213]. Bovendien activeert LPS endotheel TLR4 receptoren die zorgen voor vasculaire inflammatie met hart- en vaatziekten tot gevolg. Probiotica reguleren TLR4 genexpressie wat een gunstige invloed heeft op de vasculaire inflammatie en bloeddruk [8,214].

    Preventief kunnen probiotica worden ingezet om het risico op een microbioomdysbiose en vervolgens cardiovasculaire problemen te verkleinen. Zo zijn probiotica effectief ingezet om het cholesterol te verlagen en dus het risico op hart- en vaatziekten te verkleinen [209–211]. Bovendien hebben probiotica een anti-inflammatoir effect [210]; inflammatie is eveneens een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten. Studies naar specifieke stammen die de aanmaak van schadelijke metabolieten zoals TMAO tegengaan zijn nodig om het risico op hart- en vaatziekten zo veel mogelijk te verkleinen [215]. Voorlopig onderzoek bij dieren is veelbelovend, zo verlaagt een probiotisch supplement (L. plantarum) de TMAO-serumwaarden bij muizen. Bovendien voorkomen probiotica de ontwikkeling van TMAO-geïnduceerde atherosclerose [216].

    Studies bevestigen de relatie tussen parodontitis en cardiovasculaire aandoeningen [217]. Allereerst hebben parodontitis en cardiovasculaire aandoeningen overeenkomende risicofactoren zoals roken en diabetes. Anderzijds is parodontitis ook een bron van pro-inflammatoire cytokines wat kan leiden tot een systemische inflammatoire respons. Deze inflammatie kan een risicofactor zijn voor hart- en vaatziekten [218,219]. Ook een oraal probioticum kan dus worden ingezet in de strijd tegen cardiovasculaire aandoeningen.

    Ziekte van Alzheimer

    Alzheimerpatiënten hebben onder meer een opeenhoping van amyloïde plaques en gefosforyleerde tau-eiwitfracties in de hersenen. Bovendien vertonen ze neuro-inflammatie, een veranderd cytokineprofiel, activatie van de microglia, inflammasoomactivering en activering van het complementsysteem [220]. Voorheen werd gedacht dat de amyloïde-ß peptiden, die hoofdverantwoordelijk zijn voor de amyloïde plaque, geen fysiologische functie hebben. Onderzoek toont echter aan dat deze peptiden een belangrijke antimicrobiële functie hebben [221]. Dit alles tezamen wijst erop dat het immuunsysteem en infecties, naast genetische aanleg, een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de ziekte van Alzheimer.

    In postmortaal onderzoek waarbij de hersenen van dementiepatiënten werden vergeleken met controlepersonen, trof men in de hersenen van dementiepatiënten de bacterie Porphyromonas gingivalis aan [222]. P. gingivalis, een beruchte veroorzaker van parodontitis, lijkt een belangrijke rol te spelen bij onder andere de neurologische inflammatie en het ontstaan van amyloïde peptiden. Zo activeert P. gingivalis de microglia, wat leidt tot neuro-inflammatie en verhoogde aanmaak van cytokines, wat kan resulteren in neurologische schade. Bovendien is P. gingivalis verantwoordelijk voor de fractionatie en fosforylatie van tau-eiwitten. Dit alles draagt bij aan de pathologie van de ziekte van Alzheimer [223].

    Een gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de orale niveaus van P. gingivalis significant werden verlaagd bij het gebruik van probiotische mondspoeling [224]. Orale probiotica verlaagt dus mogelijk het risico op de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer.

    Huilbaby

    De redenen dat een baby huilt kunnen talrijk zijn. Uit een studie bleek dat huilbaby’s een afwijkend darmmicrobioom hebben vergeleken met baby’s die niet als huilbaby werden geclassificeerd. De huilbaby’s hadden minder lactobacillen maar meer anaerobe gramnegatieve bacteriën in de ontlasting [225].

    Door toediening van Lactobacillus reuteri (1x108 KVE/dag) gedurende 21 dagen aan huilbaby’s die borstvoeding kregen, werd er een verbetering gezien in de huilfrequentie van de baby [226]. In een vergelijkbare studie kregen baby’s ofwel Lactobacillus reuteri (1x108 KVE/dag) ofwel simethicone, een antischuimmiddel om ongemak door een opgeblazen gevoel tegen te gaan. De interventie duurde 28 dagen en al na een week huilden de baby’s in de probioticagroep minder in vergelijking met voor de interventie en in vergelijking met de simethicone groep [227].

    Preventieve suppletie met L. reuteri LR92 bij zwangere vrouwen gedurende de laatste vier weken van de zwangerschap verminderde de kans op een huilbaby. Bovendien was de frequentie en ernst van het huilen minder in de suppletiegroep. De studie bestond uit 145 zwangere vrouwen, hiervan kregen 87 aanstaande moeders dagelijks 1x108 KVE L. reuteri LR92 toegediend, de resterende 88 vrouwen kregen dagelijks een placebo.

    Necrotiserende enterocolitis

    Te vroeg geboren baby’s (prematuren) hebben een onderontwikkelde dunne darm. Dit kan vertraagde transitietijd in de darm veroorzaken waardoor bacterie-overgroei kan ontstaan. De bacteriën produceren gassen, dit veroorzaakt buikpijn. Vervolgens ontstaan er door interacties tussen het (onderontwikkelde) immuunsysteem en het microbioom (dat in disbalans is) giftige en inflammatoire producten waardoor het darmepitheel wordt aangetast. Dit kan op den duur leiden tot necrotiserende enterocolitis (NEC, afsterving van darmweefsel). NEC is de meest voorkomende intra-abdominale noodsituatie bij te vroeg geboren baby’s en is een belangrijke doodsoorzaak voor prematuur geboren baby’s [228]. Het gebruik van probiotica bij te vroeg geboren baby’s met laag geboortegewicht kan het risico op NEC verlagen [228,229].

    Vaginose en vaginitis

    Door het versterken van de algehele weerstand en het ondersteunen van een gezond microbioom zou een probioticum kunnen worden ingezet ter preventie van infecties van de urinewegen en de vagina. Bovendien is het mogelijk om een probioticum als adjuvante therapie in te zetten naast reguliere antibiotica [230].

    Probiotica houden het gezonde vaginale microbioom in stand ondanks het gebruik van antibiotica, wat vaak het microbioom uit balans brengt. De 578 vrouwen in de studie hadden voorafgaande aan de interventie regelmatig terugkerende klachten. Orale toediening van lactobacillusstammen tegelijk met de reguliere behandeling van vaginose (antibiotica) zorgde voor een langere klachtenvrije periode [231].

    Vaginale toediening van probiotica kan worden toegepast bij vaginose en vaginitis. Een gezond vaginaal microbioom bestaat voornamelijk uit lactobacillusstammen. Vaginaal toegediende lactobacillusstammen (waaronder L. rhamnosus) kunnen de microbiële balans terugbrengen en de pathogenen bestrijden. Lactobacillusstammen hebben een antimicrobieel effect door de productie van onder andere waterstofperoxide en zuren [232]. Vrouwen met terugkerende vaginose of vaginitis hebben baat bij het preventief gebruik van vaginaal toegediende probiotica [232]. Gelijktijdig gebruik van antibiotica en vaginaal toegediende probiotica (L. rhamnosus) kan helpen het vaginale microbioom gezond te houden, de pH te herstellen en de kans op terugkerende klachten te verminderen [93]. Voor vaginale candida-infecties zie ook de paragraaf ‘Candida-infecties (candidiasis)’.

    Infecties van de urinewegen (cystitis)

    Infecties van de urinewegen komen regelmatig voor bij vrouwen; het is een van de meest voorkomende redenen voor een bezoek aan een gynaecoloog of uroloog. Zowel orale inname van probiotica als vaginaal toegediende probiotica helpen bij het bestrijden van de infectie. Onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam toont aan dat orale toediening van lactobacillusstammen kan helpen terugkerende klachten te voorkomen. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 252 postmenopauzale vrouwen. De onderzoekers toonden aan dat de interventie met probiotica niet beter is dan antibiotica maar dat het effect vergelijkbaar is. Echter, bij antibiotica treedt resistentie op terwijl dit niet het geval is bij probiotica [233]. Daarnaast kan ook vaginale toediening van lactobacillusstammen helpen om (terugkerende) klachten te voorkomen [234].

    Candida-infecties (Candidiasis)

    Schimmelinfecties door candidasoorten kunnen optreden in onder andere de mondholte, darm of vagina. De meest voorkomende infecties worden veroorzaakt door Candida albicans en worden veroorzaakt door een verzwakt immuunsysteem of een disbalans in het gezonde microbioom. Probiotica kan de natuurlijke balans van het microbioom in stand houden en herstellen waardoor overgroei van candidasoorten kan worden gehinderd [235].

    Orale candidiasis

    Lactobacillusstammen (L. acidophilus en L. rhamnosus) remmen de groei bij candidaschimmelinfecties en voorkomen [236] en hinderen de vorming van biofilms op de mucosa [235]. Orale candidiasis is een probleem dat veel voorkomt bij ouderen, onder andere door het gebruik van gebitsprotheses en door de algehele verminderde weerstand. Probiotica met lactobacillen (onder andere L. rhamnosus en L. acidophilus), oraal toegediend als bijvoorbeeld smelttablet, kunnen zorgen voor een verbetering in de hoeveelheid candida in de mondholte [237–239].

    Vaginale candidiasis

    Vaginale candidiasis wordt vaak behandeld met antifungale producten behorende tot de groep van azolen. De effectiviteit van azolen neemt echter af door de ontwikkeling van resistentie. Behandeling van vaginale candidiasis kan worden ondersteund met vaginaal toegediende probiotica [240,241]. Ook als op zichzelf staande behandeling zouden probiotica kunnen worden ingezet. Vaginale toediening van lactobacillusstammen is effectief gebleken bij de behandeling van vaginale candidiasis [242].

    Gastro-intestinale candidiasis

    Gastro-intestinale candidiasis wordt soms gediagnostiseerd als IBS omdat de symptomen vergelijkbaar zijn. Onderzoek suggereert dat probiotische gisten zoals Saccharomyces cerevisiae var. boulardii (S. boulardii) effectief kunnen worden ingezet bij de behandeling van gastro-intestinale candidiasis [243].

    Baby’s & kinderen

    Orale probiotica kunnen darminfecties veroorzaakt door candidaschimmels bij pasgeboren baby’s verminderen. Zo concludeerde een studie waarbij te vroeg geboren baby’s met laag geboortegewicht dagelijks Lactobacillus rhamnosus toegediend kregen. De onderzoekers concludeerden dat er een vermindering was van de intensiteit en incidentie van darmkolonisatie met candidasoorten [244]. Preventie van candidiasis is eveneens aangetoond bij het gebruik van Lactobacillus reuteri [245]. Ook is het gebruik van breedspectrumprobiotica met onder andere verschillende lactobacillus- en bifidostammen effectief gebleken bij de behandeling/preventie van gastro-intestinale candidiasis bij kinderen die antibiotica gebruikten [246].

    Jicht

    Probiotica hebben een verlagend effect op de urinezuurwaarden. Onderzoekers toonden aan dat het gebruik van Lactobacillus gasseri de urinezuurwaarden in het bloed verlaagde bij gezonde mannen, het effect was dosisafhankelijk [247]. Vervolgens werd het urinezuurverlagende effect gemeten bij jichtpatiënten en bij mensen met hoge urinezuurwaarden. De resultaten van dit onderzoek waren eveneens positief [248]. Andere lactobacillusstammen (zoals L. acidophilus, L. rhamnosus en L. brevis) hebben vergelijkbare effecten op de urinezuurwaarden bij muizen [249,250]. Vervolgonderzoek zal het effect van probioticasuppletie op de ziekteverschijnselen van jicht moeten aantonen.

    Artritis en andere reumatische aandoeningen

    Artritis en reumatische aandoeningen zijn inflammatoire aandoeningen waarbij probiotica een positieve rol kunnen spelen als immunomodulator. Systematische reviews en meta-analyses tonen aan dat probiotica de serumgehaltes inflammatoire cytokines verlagen en anti-inflammatoire cytokines verhogen bij mensen met reumatoïde artritis [251–253].

    Lactobacillus casei werd bijvoorbeeld in een studie met 46 reumapatiënten effectief ingezet om inflammatie en reumatoïde klachten te verminderen [254]. Hetzelfde effect werd gevonden door Alipour et al., (2014). Ook een probiotische mix van L. acidophilus, L. casei en B. bifidum werd effectief bevonden [256].

    Een grote interventiestudie waarbij deelnemers een anti-inflammatoir dieet volgden, wat onder andere bestond uit de consumptie van probiotica, had een positief effect op de reumatische ziektescore. De voedingsinterventie bestond daarnaast uit veel groenten, vette vis en fruit [257]. Een onderzoek zoals dit onderstreept het belang van een therapie bestaande uit een gezond en gevarieerd voedingspatroon aangevuld met suppletie.

    Maagzweren (maagulcus)

    Naast andere oorzaken, blijkt een infectie met de Helicobacter pylori vaak verantwoordelijk voor het ontstaan van maagzweren [258]. Lactobacillusstammen kunnen effectief ter behandeling van infecties met H. pylori worden ingezet, complementair naast de reguliere behandeling. Probiotica verminderen de bijwerkingen van de reguliere therapie en verbeteren de effectiviteit van de behandeling [259–261].

    Andere oorzaken van een maagulcus zijn overmatig gebruik van bijvoorbeeld aspirine, pijnstillers, tabak of alcohol [262]. Een studie bij ratten laat bovendien een beschermend effect van probiotica zien op de maag. Ratten die breedspectrumprobiotica toegediend kregen, hadden minder aspirinegeïnduceerde maagzweren vergeleken met de controlegroep [263]. Hetzelfde beschermende effect van probioticasuppletie werd gevonden bij alcoholgeïnduceerde maagschade bij ratten [264]. Bovendien stimuleren probiotica het herstel van de maagwand bij ratten met maagulcus [265].

    Fibromyalgie

    Het microbioom van fibromyalgiepatiënten wijkt af van gezonde controlegroepen. Een gerandomiseerde pilotstudie liet zien dat een probiotisch supplement (2,4 x107 KVE L. rhamnosus GG, L. casei, L. acidophilus en B. bifidum) de mentale toestand van de fibromyalgiepatiënten verbeterde, waarschijnlijk door het moduleren van hersenprocessen via de darm-hersenas [266].

    Hepatische encefalopathie

    Bij dit syndroom spelen diverse factoren een rol, waaronder uit de darm afkomstige toxinen zoals ammoniak en andere stikstofbevattende stoffen. Probioticasuppletie verlaagt de plasmaconcentraties van ammonia. Bovendien zou probioticasuppletie de kwaliteit van leven kunnen verbeteren bij patiënten met hepatische encefalopathie [267].

  • Probiotica is over het algemeen veilig voor gebruik. Echter langdurig gebruik van probioticaverrijkte voeding en/of supplementen kan mogelijk niet de gewenste gunstige effecten met zich meebrengen voor mensen in bepaalde risicogroepen. Probiotica zouden onder andere kunnen leiden tot een door probiotica veroorzaakte dysbiose, systemische infecties of verhoogde immuunstimulatie. Risicogroepen zijn mensen met een hyperpermeabele darm, mensen met een verzwakt immuunsysteem of mensen met een dysbiose van het microbioom [268–270,270–272]. De hyperpermeabele darm en gerelateerde aandoeningen kunnen via een therapeutisch traject worden behandeld. Raadpleeg voor gebruik van suppletie daarom altijd een deskundige.

  • Om effectief te kunnen zijn, dient een probioticum per dosis miljarden (2x109 of meer) bacteriekiemen te bevatten. De levensvatbaarheid van de bacteriestammen is belangrijk, kies daarom een supplement waarbij de levensvatbaarheid wordt gegarandeerd tot het eind van de houdbaarheidstermijn.

    Baby’s & kinderen

    Een gebruikelijke dosering voor probiotica is één of meerdere miljarden levensvatbare stammen. In principe is deze dosering ook geschikt voor baby’s, maar eventueel kan de dosering geleidelijk worden opgebouwd, beginnend bij een kwart of de helft van deze dosering.

  • De Europese Voedsel en Warenautoriteit (EFSA) verzamelt nauwkeurig al het wetenschappelijke onderzoek en updates over de veiligheid van bacteriestammen in voedingsmiddelen en supplementen. De conclusies worden verwerkt in de zogenoemde QPS-lijst van veilige stammen; alleen bacteriën van deze lijst mogen worden verwerkt in probioticasupplementen.

    Oraal gebruik van probiotica is veilig voor gebruik bij zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, alsmede bij kinderen.

  • Mensen die probiotica gebruiken, kunnen aanvankelijk een verhoogde gasvorming of krampen ervaren. Dit is een teken dat de gunstige bacteriën aan het fermenteren zijn en het darmmilieu aan het verzuren is. Na verloop van tijd (meestal een week) past het lichaam zich aan en verminderen of verdwijnen deze neveneffecten. In een dergelijk geval kan het zinvol zijn de aanvangsdosis gedurende de eerste twee weken te verminderen tot de helft van de aanbevolen dosering.

  • Gelijktijdige toediening van probiotica en antibiotica kan de effectiviteit van de probiotica verminderen. De antibiotica kunnen namelijk de levende micro-organismen in de probiotica doden. Zorg voor een interval van 2 uur tussen inname van de probiotica en de antibiotica.

  • Breedspectrum probiotica

    Een breedspectrummix van probiotische stammen heeft een synergetische interactie waardoor het effect beter is dan bij gebruik van enkelvoudige stammen [89].

    Lactoferrine

    Infecties met H. pylori kunnen succesvoller worden behandeld wanneer naast de conventionele behandeling breedspectrum probiotica (2 maal daags 1x1010 KVE) & lactoferrine (2 maal daags 100 mg) worden gesuppleerd [273].

    Prebiotische vezels

    Voedingsvezels hebben een gunstig effect op het darmmicrobioom en met name op de bifidobacteriën in de dikke darm. Het gebruik van een vezelrijke voeding en prebiotica werkt daarom ondersteunend bij het gebruik van probiotica.

    Opname van nutriënten

    Probiotica zelf werken synergetisch bij veel voedings- en suppletietherapieën, omdat een goed darmmicrobioom de absorptie van de nutriënten duidelijk verbetert [274].

    Polyfenolen en andere bioactieve stoffen

    Een gezond microbioom is in staat stoffen zoals polyfenolen te moduleren en activeren. Deze modulatie van de structuur kan de functie van de polyfenolen aanpassen en gunstig beïnvloeden [275]. Een voorbeeld hiervan is curcumine, waaruit het microbioom actievere metabolieten vormt [276].

    Zink

    Uit de praktijk blijkt dat therapeutische hoeveelheden zink de koloniseerbaarheid kunnen verbeteren.

    Astragalus membranaceus

    Probiotica kan ter bevordering van het immuunsysteem worden ingezet samen met Astragalus membranaceus. Dieronderzoek toont aan dat de polysachariden in Astragalus in combinatie met probiotica (lactobacillusstammen en de sporevormer Bacillus cereus) synergetisch werken [277]. Astragalus is een adaptogeen die de werking van het immuunsysteem ondersteunt door het te kalmeren of activeren wanneer nodig.

  • 1.           Berg G, Rybakova D, Fischer D, Cernava T, Vergès M-CC, Charles T, e.a. Microbiome definition re-visited: old concepts and new challenges. Microbiome. december 2020;8(1):103.

    2.           The Human Microbiome Project Consortium. Structure, function and diversity of the healthy human microbiome. Nature. juni 2012;486(7402):207–14.

    3.           Li Z, Quan G, Jiang X, Yang Y, Ding X, Zhang D, e.a. Effects of Metabolites Derived From Gut Microbiota and Hosts on Pathogens. Front Cell Infect Microbiol. 14 september 2018;8:314.

    4.           Alberda C, Gramlich L, Meddings J, Field C, McCargar L, Kutsogiannis D, e.a. Effects of probiotic therapy in critically ill patients: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Am J Clin Nutr. 1 maart 2007;85(3):816–23.

    5.           Wells JM, Brummer RJ, Derrien M, MacDonald TT, Troost F, Cani PD, e.a. Homeostasis of the gut barrier and potential biomarkers. Am J Physiol Gastrointest Liver Physiol. 1 maart 2017;312(3):G171–93.

    6.           Dinan TG, Cryan JF. Microbes, Immunity, and Behavior: Psychoneuroimmunology Meets the Microbiome. Neuropsychopharmacology. januari 2017;42(1):178–92.

    7.           Fuke N, Nagata N, Suganuma H, Ota T. Regulation of Gut Microbiota and Metabolic Endotoxemia with Dietary Factors. Nutrients. 23 september 2019;11(10):2277.

    8.           Moludi J, Maleki V, Jafari-Vayghyan H, Vaghef-Mehrabany E, Alizadeh M. Metabolic endotoxemia and cardiovascular disease: A systematic review about potential roles of prebiotics and probiotics. Clin Exp Pharmacol Physiol. 2020;47(6):927–39.

    9.           Mueller NT, Bakacs E, Combellick J, Grigoryan Z, Dominguez-Bello MG. The infant microbiome development: mom matters. Trends Mol Med. februari 2015;21(2):109–17.

    10.         Gonzalez-Perez G, Hicks AL, Tekieli TM, Radens CM, Williams BL, Lamousé-Smith ESN. Maternal Antibiotic Treatment Impacts Development of the Neonatal Intestinal Microbiome and Antiviral Immunity. J Immunol. 1 mei 2016;196(9):3768–79.

    11.         Pronovost GN, Hsiao EY. Perinatal Interactions between the Microbiome, Immunity, and Neurodevelopment. Immunity. januari 2019;50(1):18–36.

    12.         Flichy-Fernandez Aj, Alegre-Domingo T, Penarrocha-Oltra D, Penarrocha-Diago M. Probiotic treatment in the oral cavity: An update. Med Oral Patol Oral Cirugia Bucal. 2010;e677–80.

    13.         Haukioja A. Probiotics and oral health. Eur J Dent. 2010;4(3):348–55.

    14.         Brinkman DJ, ten Hove AS, Vervoordeldonk MJ, Luyer MD, de Jonge WJ. Neuroimmune Interactions in the Gut and Their Significance for Intestinal Immunity. Cells. 2 juli 2019;8(7):670.

    15.         Eisenstein M. Microbiome: Bacterial broadband. Nature. mei 2016;533(7603):S104–6.

    16.         Strandwitz P, Kim KH, Terekhova D, Liu JK, Sharma A, Levering J, e.a. GABA-modulating bacteria of the human gut microbiota. Nat Microbiol. 2019;4(3):396–403.

    17.         Yano JM, Yu K, Donaldson GP, Shastri GG, Ann P, Ma L, e.a. Indigenous Bacteria from the Gut Microbiota Regulate Host Serotonin Biosynthesis. Cell. 9 april 2015;161(2):264–76.

    18.         Bonaz B, Bazin T, Pellissier S. The Vagus Nerve at the Interface of the Microbiota-Gut-Brain Axis. Front Neurosci [Internet]. 2018 [geciteerd 12 april 2021];12. Beschikbaar op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fnins.2018.00049/full

    19.         Jenkins T, Nguyen J, Polglaze K, Bertrand P. Influence of Tryptophan and Serotonin on Mood and Cognition with a Possible Role of the Gut-Brain Axis. Nutrients. 20 januari 2016;8(1):56.

    20.         Rea K, Dinan TG, Cryan JF. The microbiome: A key regulator of stress and neuroinflammation. Neurobiol Stress. oktober 2016;4:23–33.

    21.         Smith SM, Vale WW. The role of the hypothalamic-pituitary-adrenal axis in neuroendocrine responses to stress. Dialogues Clin Neurosci. december 2006;8(4):383–95.

    22.         Cryan JF, Dinan TG. Mind-altering microorganisms: the impact of the gut microbiota on brain and behaviour. Nat Rev Neurosci. oktober 2012;13(10):701–12.

    23.         Dong TS, Gupta A. Influence of Early Life, Diet, and the Environment on the Microbiome. Clin Gastroenterol Hepatol Off Clin Pract J Am Gastroenterol Assoc. 2019;17(2):231–42.

    24.         Jäger R, Purpura M, Farmer S, Cash HA, Keller D. Probiotic Bacillus coagulans GBI-30, 6086 Improves Protein Absorption and Utilization. Probiotics Antimicrob Proteins. 1 december 2018;10(4):611–5.

    25.         Forsgård RA. Lactose digestion in humans: intestinal lactase appears to be constitutive whereas the colonic microbiome is adaptable. Am J Clin Nutr. 1 augustus 2019;110(2):273–9.

    26.         Wallace TC, Marzorati M, Spence L, Weaver CM, Williamson PS. New Frontiers in Fibers: Innovative and Emerging Research on the Gut Microbiome and Bone Health. J Am Coll Nutr. 3 april 2017;36(3):218–22.

    27.         Qin X. Inactivation of digestive proteases by deconjugated bilirubin: the possible evolutionary driving force for bilirubin or biliverdin predominance in animals. Gut. 1 november 2007;56(11):1641–2.

    28.         Barbara G, Stanghellini V, Brandi G, Cremon C, Nardo GD, De Giorgio R, e.a. Interactions Between Commensal Bacteria and Gut Sensorimotor Function in Health and Disease. Am J Gastroenterol. november 2005;100(11):2560–8.

    29.         Dimidi E, Christodoulides S, Scott SM, Whelan K. Mechanisms of Action of Probiotics and the Gastrointestinal Microbiota on Gut Motility and Constipation. Adv Nutr. 1 mei 2017;8(3):484–94.

    30.         Cherbut C, Aubé A, Blottiere H, Pacaud P, Scarpignato C, Galmiche J. In vitro contractile effects of short chain fatty acids in the rat terminal ileum. Gut. 1 februari 1996;38:53–8.

    31.         Ge X, Zhao W, Ding C, Tian H, Xu L, Wang H, e.a. Potential role of fecal microbiota from patients with slow transit constipation in the regulation of gastrointestinal motility. Sci Rep. 27 maart 2017;7(1):441.

    32.         Abrahamsson H, Östlund-Lindqvist A-M, Nilsson R, Simrén M, Gillberg P-G. Altered bile acid metabolism in patients with constipation-predominant irritable bowel syndrome and functional constipation. Scand J Gastroenterol. 1 januari 2008;43(12):1483–8.

    33.         Shimotoyodome A, Meguro S, Hase T, Tokimitsu I, Sakata T. Decreased colonic mucus in rats with loperamide-induced constipation. Comp Biochem Physiol A Mol Integr Physiol. juni 2000;126(2):203–12.

    34.         Das P, Babaei P, Nielsen J. Metagenomic analysis of microbe-mediated vitamin metabolism in the human gut microbiome. BMC Genomics. december 2019;20(1):208.

    35.         Biesalski HK. Nutrition meets the microbiome: micronutrients and the microbiota: Nutrition meets the microbiome. Ann N Y Acad Sci. mei 2016;1372(1):53–64.

    36.         Baldassarre M, Palladino V, Amoruso A, Pindinelli S, Mastromarino P, Fanelli M, e.a. Rationale of Probiotic Supplementation during Pregnancy and Neonatal Period. Nutrients. 6 november 2018;10(11):1693.

    37.         Rautava S, Luoto R, Salminen S, Isolauri E. Microbial contact during pregnancy, intestinal colonization and human disease. Nat Rev Gastroenterol Hepatol. oktober 2012;9(10):565–76.

    38.         Tamburini S, Shen N, Wu HC, Clemente JC. The microbiome in early life: implications for health outcomes. Nat Med. juli 2016;22(7):713–22.

    39.         Rautava S, Kalliomäki M, Isolauri E. Probiotics during pregnancy and breast-feeding might confer immunomodulatory protection against atopic disease in the infant. J Allergy Clin Immunol. januari 2002;109(1):119–21.

    40.         Sirilun S, Takahashi H, Boonyaritichaikij S, Chaiyasut C, Lertruangpanya P, Koga Y, e.a. Impact of maternal bifidobacteria and the mode of delivery on Bifidobacterium microbiota in infants. Benef Microbes. 2015;6(6):767–74.

    41.         Pannaraj PS, Li F, Cerini C, Bender JM, Yang S, Rollie A, e.a. Association Between Breast Milk Bacterial Communities and Establishment and Development of the Infant Gut Microbiome. JAMA Pediatr. 01 2017;171(7):647–54.

    42.         Davis EC, Dinsmoor AM, Wang M, Donovan SM. Microbiome Composition in Pediatric Populations from Birth to Adolescence: Impact of Diet and Prebiotic and Probiotic Interventions. Dig Dis Sci. maart 2020;65(3):706–22.

    43.         Yatsunenko T, Rey FE, Manary MJ, Trehan I, Dominguez-Bello MG, Contreras M, e.a. Human gut microbiome viewed across age and geography. Nature. 9 mei 2012;486(7402):222–7.

    44.         Laursen MF, Bahl MI, Michaelsen KF, Licht TR. First Foods and Gut Microbes. Front Microbiol [Internet]. 2017 [geciteerd 3 augustus 2020];8. Beschikbaar op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fmicb.2017.00356/full

    45.         Faith JJ, Guruge JL, Charbonneau M, Subramanian S, Seedorf H, Goodman AL, e.a. The long-term stability of the human gut microbiota. Science. 5 juli 2013;341(6141):1237439.

    46.         Schloissnig S, Arumugam M, Sunagawa S, Mitreva M, Tap J, Zhu A, e.a. Genomic variation landscape of the human gut microbiome. Nature. 3 januari 2013;493(7430):45–50.

    47.         David LA, Maurice CF, Carmody RN, Gootenberg DB, Button JE, Wolfe BE, e.a. Diet rapidly and reproducibly alters the human gut microbiome. Nature. 23 januari 2014;505(7484):559–63.

    48.         Mehta RS, Abu-Ali GS, Drew DA, Lloyd-Price J, Subramanian A, Lochhead P, e.a. Stability of the human faecal microbiome in a cohort of adult men. Nat Microbiol. maart 2018;3(3):347–55.

    49.         Tenorio-Jiménez C, Martínez-Ramírez MJ, Del Castillo-Codes I, Arraiza-Irigoyen C, Tercero-Lozano M, Camacho J, e.a. Lactobacillus reuteri V3401 Reduces Inflammatory Biomarkers and Modifies the Gastrointestinal Microbiome in Adults with Metabolic Syndrome: The PROSIR Study. Nutrients. 31 juli 2019;11(8):1761.

    50.         Biagi E, Franceschi C, Rampelli S, Severgnini M, Ostan R, Turroni S, e.a. Gut Microbiota and Extreme Longevity. Curr Biol. 6 juni 2016;26(11):1480–5.

    51.         Seidel J, Valenzano DR. The role of the gut microbiome during host ageing. F1000Research. 16 juli 2018;7:1086.

    52.         Deo PN, Deshmukh R. Oral microbiome: Unveiling the fundamentals. J Oral Maxillofac Pathol JOMFP. 2019;23(1):122–8.

    53.         Lu M, Xuan S, Wang Z. Oral microbiota: A new view of body health. Food Sci Hum Wellness. 1 maart 2019;8(1):8–15.

    54.         Verma D, Garg PK, Dubey AK. Insights into the human oral microbiome. Arch Microbiol. 1 mei 2018;200(4):525–40.

    55.         Blanquet-Diot S, Denis S, Chalancon S, Chaira F, Cardot J-M, Alric M. Use of Artificial Digestive Systems to Investigate the Biopharmaceutical Factors Influencing the Survival of Probiotic Yeast During Gastrointestinal Transit in Humans. Pharm Res. juni 2012;29(6):1444–53.

    56.         Alander M, De Smet I, Nollet L, Verstraete W, von Wright A, Mattila-Sandholm T. The effect of probiotic strains on the microbiota of the Simulator of the Human Intestinal Microbial Ecosystem (SHIME). Int J Food Microbiol. 12 januari 1999;46(1):71–9.

    57.         McBain AJ, Macfarlane GT. Investigations of Bifidobacterial Ecology and Oligosaccharide Metabolism in a Three-Stage Compound Continuous Culture System. Scand J Gastroenterol. 1 januari 1997;32(sup222):32–40.

    58.         Possemiers S, Marzorati M, Verstraete W, Van de Wiele T. Bacteria and chocolate: a successful combination for probiotic delivery. Int J Food Microbiol. 30 juni 2010;141(1–2):97–103.

    59.         Priebe MG, Vonk RJ, Sun X, He T, Harmsen HJM, Welling GW. The physiology of colonic metabolism. Possibilities for interventions with pre- and probiotics. Eur J Nutr. 1 oktober 2002;41(0):1–1.

    60.         Pavlovic N, Stankov K, Mikov M. Probiotics—Interactions with Bile Acids and Impact on Cholesterol Metabolism. Appl Biochem Biotechnol. december 2012;168(7):1880–95.

    61.         Andreux PA, Blanco-Bose W, Ryu D, Burdet F, Ibberson M, Aebischer P, e.a. The mitophagy activator urolithin A is safe and induces a molecular signature of improved mitochondrial and cellular health in humans. Nat Metab. juni 2019;1(6):595–603.

    62.         Vich Vila A, Collij V, Sanna S, Sinha T, Imhann F, Bourgonje AR, e.a. Impact of commonly used drugs on the composition and metabolic function of the gut microbiota. Nat Commun. december 2020;11(1):362.

    63.         Das B, Nair GB. Homeostasis and dysbiosis of the gut microbiome in health and disease. J Biosci. 20 september 2019;44(5):117.

    64.         Francino MP. Antibiotics and the Human Gut Microbiome: Dysbioses and Accumulation of Resistances. Front Microbiol [Internet]. 2016 [geciteerd 3 augustus 2020];6. Beschikbaar op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fmicb.2015.01543/full

    65.         Grönlund MM, Lehtonen OP, Eerola E, Kero P. Fecal microflora in healthy infants born by different methods of delivery: permanent changes in intestinal flora after cesarean delivery. J Pediatr Gastroenterol Nutr. januari 1999;28(1):19–25.

    66.         Chong PP, Chin VK, Looi CY, Wong WF, Madhavan P, Yong VC. The Microbiome and Irritable Bowel Syndrome – A Review on the Pathophysiology, Current Research and Future Therapy. Front Microbiol [Internet]. 2019 [geciteerd 3 augustus 2020];10. Beschikbaar op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fmicb.2019.01136/full

    67.         Gevers D, Kugathasan S, Denson LA, Vázquez-Baeza Y, VanTreuren W, Ren B, e.a. The Treatment-Naive Microbiome in New-Onset Crohn’s Disease. Cell Host Microbe. 12 maart 2014;15(3):382–92.

    68.         Michail S, Durbin M, Turner D, Griffiths AM, Mack DR, Hyams J, e.a. Alterations in the Gut Microbiome of Children with Severe Ulcerative Colitis. Inflamm Bowel Dis. 1 oktober 2012;18(10):1799–808.

    69.         Bailey MA, Holscher HD. Microbiome-Mediated Effects of the Mediterranean Diet on Inflammation. Adv Nutr. 1 mei 2018;9(3):193–206.

    70.         Yin R, Kuo H-C, Hudlikar R, Sargsyan D, Li S, Wang L, e.a. Gut Microbiota, Dietary Phytochemicals, and Benefits to Human Health. Curr Pharmacol Rep. oktober 2019;5(5):332–44.

    71.         Costalonga M, Herzberg MC. The oral microbiome and the immunobiology of periodontal disease and caries. Immunol Lett. december 2014;162(2 Pt A):22–38.

    72.         Foster JA, Rinaman L, Cryan JF. Stress & the gut-brain axis: Regulation by the microbiome. Neurobiol Stress. 1 december 2017;7:124–36.

    73.         O’Mahony SM, Clarke G, Dinan TG, Cryan JF. Irritable Bowel Syndrome and Stress-Related Psychiatric Co-morbidities: Focus on Early Life Stress. In: Greenwood-Van Meerveld B, redacteur. Gastrointestinal Pharmacology [Internet]. Cham: Springer International Publishing; 2017 [geciteerd 12 februari 2021]. p. 219–46. (Handbook of Experimental Pharmacology). Beschikbaar op: https://doi.org/10.1007/164_2016_128

    74.         Pechtel P, Pizzagalli DA. Effects of early life stress on cognitive and affective function: an integrated review of human literature. Psychopharmacology (Berl). 1 maart 2011;214(1):55–70.

    75.         Salazar N, Valdés-Varela L, González S, Gueimonde M, de los Reyes-Gavilán CG. Nutrition and the gut microbiome in the elderly. Gut Microbes. 4 maart 2017;8(2):82–97.

    76.         Jasmeet K, Nan L, Wynn JL, Neu J. Probiotic microbes: do they need to be alive to be beneficial? Nutr Rev. september 2009;67(9):546–50.

    77.         Navarro-Tapia E, Sebastiani G, Sailer S, Almeida Toledano L, Serra-Delgado M, García-Algar Ó, e.a. Probiotic Supplementation during the Perinatal and Infant Period: Effects on gut Dysbiosis and Disease. Nutrients. 27 juli 2020;12(8):2243.

    78.         Walter J, Britton RA, Roos S. Host-microbial symbiosis in the vertebrate gastrointestinal tract and the Lactobacillus reuteri paradigm. Proc Natl Acad Sci U S A. 15 maart 2011;108(Suppl 1):4645–52.

    79.         Heilig HGHJ, Zoetendal EG, Vaughan EE, Marteau P, Akkermans ADL, Vos WM de. Molecular Diversity of Lactobacillus spp. and Other Lactic Acid Bacteria in the Human Intestine as Determined by Specific Amplification of 16S Ribosomal DNA. Appl Environ Microbiol. 1 januari 2002;68(1):114–23.

    80.         Gibson GR, Wang X. Regulatory effects of bifidobacteria on the growth of other colonic bacteria. J Appl Bacteriol. oktober 1994;77(4):412–20.

    81.         Turroni F, Peano C, Pass DA, Foroni E, Severgnini M, Claesson MJ, e.a. Diversity of bifidobacteria within the infant gut microbiota. PloS One. 2012;7(5):e36957.

    82.         Bozzi Cionci N, Baffoni L, Gaggìa F, Di Gioia D. Therapeutic Microbiology: The Role of Bifidobacterium breve as Food Supplement for the Prevention/Treatment of Paediatric Diseases. Nutrients. 10 november 2018;10(11):1723.

    83.         Dubin K, Pamer EG. Enterococci and their interactions with the intestinal microbiome. Microbiol Spectr [Internet]. november 2014 [geciteerd 7 augustus 2020];5(6). Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5691600/

    84.         Franz CMAP, Huch M, Abriouel H, Holzapfel W, Gálvez A. Enterococci as probiotics and their implications in food safety. Int J Food Microbiol. 2 december 2011;151(2):125–40.

    85.         Burton JP, Chanyi RM, Schultz M. Chapter 19 - Common Organisms and Probiotics: Streptococcus thermophilus (Streptococcus salivarius subsp. thermophilus). In: Floch MH, Ringel Y, Allan Walker W, redacteuren. The Microbiota in Gastrointestinal Pathophysiology [Internet]. Boston: Academic Press; 2017 [geciteerd 7 augustus 2020]. p. 165–9. Beschikbaar op: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/B9780128040249000197

    86.         Vitetta L, Llewellyn H, Oldfield D. Gut Dysbiosis and the Intestinal Microbiome: Streptococcus thermophilus a Key Probiotic for Reducing Uremia. Microorganisms [Internet]. 31 juli 2019 [geciteerd 7 augustus 2020];7(8). Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC6723445/

    87.         Cutting SM. Bacillus probiotics. Food Microbiol. april 2011;28(2):214–20.

    88.         McFarlin BK, Henning AL, Bowman EM, Gary MA, Carbajal KM. Oral spore-based probiotic supplementation was associated with reduced incidence of post-prandial dietary endotoxin, triglycerides, and disease risk biomarkers. World J Gastrointest Pathophysiol. 15 augustus 2017;8(3):117–26.

    89.         Chapman CMC, Gibson GR, Rowland I. Health benefits of probiotics: are mixtures more effective than single strains? Eur J Nutr. 1 februari 2011;50(1):1–17.

    90.         Kõll-Klais P, Mändar R, Leibur E, Marcotte H, Hammarström L, Mikelsaar M. Oral lactobacilli in chronic periodontitis and periodontal health: species composition and antimicrobial activity. Oral Microbiol Immunol. december 2005;20(6):354–61.

    91.         Ravel J, Gajer P, Abdo Z, Schneider GM, Koenig SSK, McCulle SL, e.a. Vaginal microbiome of reproductive-age women. Proc Natl Acad Sci U S A. 15 maart 2011;108(Suppl 1):4680–7.

    92.         Yildirim S, Yeoman CJ, Janga SC, Thomas SM, Ho M, Leigh SR, e.a. Primate vaginal microbiomes exhibit species specificity without universal Lactobacillus dominance. ISME J. december 2014;8(12):2431–44.

    93.         Recine N, Palma E, Domenici L, Giorgini M, Imperiale L, Sassu C, e.a. Restoring vaginal microbiota: biological control of bacterial vaginosis. A prospective case–control study using Lactobacillus rhamnosus BMX 54 as adjuvant treatment against bacterial vaginosis. Arch Gynecol Obstet. januari 2016;293(1):101–7.

    94.         Dale HF, Rasmussen SH, Asiller ÖÖ, Lied GA. Probiotics in Irritable Bowel Syndrome: An Up-to-Date Systematic Review. Nutrients. september 2019;11(9):2048.

    95.         Hungin APS, Mitchell CR, Whorwell P, Mulligan C, Cole O, Agréus L, e.a. Systematic review: probiotics in the management of lower gastrointestinal symptoms – an updated evidence-based international consensus. Aliment Pharmacol Ther. 2018;47(8):1054–70.

    96.         Liu PC, Yan YK, Ma YJ, Wang XW, Geng J, Wang MC, e.a. Probiotics Reduce Postoperative Infections in Patients Undergoing Colorectal Surgery: A Systematic Review and Meta-Analysis [Internet]. Vol. 2017, Gastroenterology Research and Practice. Hindawi; 2017 [geciteerd 12 februari 2021]. p. e6029075. Beschikbaar op: https://www.hindawi.com/journals/grp/2017/6029075/

    97.         Ng QX, Peters C, Ho CYX, Lim DY, Yeo W-S. A meta-analysis of the use of probiotics to alleviate depressive symptoms. J Affect Disord. 1 maart 2018;228:13–9.

    98.         Huang R, Wang K, Hu J. Effect of Probiotics on Depression: A Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. Nutrients. 6 augustus 2016;8(8):483.

    99.         Liu RT, Walsh RFL, Sheehan AE. Prebiotics and probiotics for depression and anxiety: A systematic review and meta-analysis of controlled clinical trials. Neurosci Biobehav Rev. juli 2019;102:13–23.

    100.       Majeed M, Nagabhushanam K, Arumugam S, Majeed S, Ali F. Bacillus coagulans MTCC 5856 for the management of major depression with irritable bowel syndrome: a randomised, double-blind, placebo controlled, multi-centre, pilot clinical study. Food Nutr Res [Internet]. 4 juli 2018 [geciteerd 8 juli 2020];62. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC6034030/

    101.       Del Piano M, Ballarè M, Montino F, Orsello M, Garello E, Ferrari P, e.a. Clinical experience with probiotics in the elderly on total enteral nutrition. J Clin Gastroenterol. juli 2004;38(6 Suppl):S111-114.

    102.       Hatakka K, Savilahti E, Pönkä A, Meurman JH, Poussa T, Näse L, e.a. Effect of long term consumption of probiotic milk on infections in children attending day care centres: double blind, randomised trial. BMJ. 2 juni 2001;322(7298):1327.

    103.       Coccorullo P, Strisciuglio C, Martinelli M, Miele E, Greco L, Staiano A. Lactobacillus reuteri (DSM 17938) in Infants with Functional Chronic Constipation: A Double-Blind, Randomized, Placebo-Controlled Study. J Pediatr. oktober 2010;157(4):598–602.

    104.       Bekkali N-L-H, Bongers ME, Van den Berg MM, Liem O, Benninga MA. The role of a probiotics mixture in the treatment of childhood constipation: a pilot study. Nutr J. 2007;6(1):17.

    105.       Bu L-N, Chang M-H, Ni Y-H, Chen H-L, Cheng C-C. Lactobacillus casei rhamnosus Lcr35 in children with chronic constipation. Pediatr Int. 2007;49(4):485–90.

    106.       Szajewska H, Kotowska M, Mrukowicz JZ, Arma'nska M, Mikolajczyk W. Efficacy of Lactobacillus GG in prevention of nosocomial diarrhea in infants. J Pediatr. maart 2001;138(3):361–5.

    107.       Canani RB, Cirillo P, Terrin G, Cesarano L, Spagnuolo MI, Vincenzo AD, e.a. Probiotics for treatment of acute diarrhoea in children: randomised clinical trial of five different preparations. BMJ. 18 augustus 2007;335(7615):340.

    108.       Cano-Contreras AD, Minero Alfaro IJ, Medina López VM, Amieva Balmori M, Remes Troche JM, Espadaler Mazo J, e.a. Efficacy of i3.1 Probiotic on Improvement of Lactose Intolerance Symptoms: A Randomized, Placebo-controlled Clinical Trial. J Clin Gastroenterol [Internet]. 3 februari 2021 [geciteerd 12 februari 2021];Publish Ahead of Print. Beschikbaar op: https://journals.lww.com/jcge/Abstract/9000/Efficacy_of_i3_1_Probiotic_on_Improvement_of.97513.aspx

    109.       Le Nevé B, Martinez-De la Torre A, Tap J, Derrien M, Cotillard A, Barba E, e.a. A Fermented Milk Product with B. lactis CNCM I-2494 and Lactic Acid Bacteria Improves Gastrointestinal Comfort in Response to a Challenge Diet Rich in Fermentable Residues in Healthy Subjects. Nutrients. februari 2020;12(2):320.

    110.       Indrio F, Riezzo G, Raimondi F, Bisceglia M, Filannino A, Cavallo L, e.a. Lactobacillus reuteri accelerates gastric emptying and improves regurgitation in infants. Eur J Clin Invest. 2011;41(4):417–22.

    111.       Sakai T, Makino H, Ishikawa E, Oishi K, Kushiro A. Fermented milk containing Lactobacillus casei strain Shirota reduces incidence of hard or lumpy stools in healthy population. Int J Food Sci Nutr. juni 2011;62(4):423–30.

    112.       Zaharoni H, Rimon E, Vardi H, Friger M, Bolotin A, Shahar DR. Probiotics improve bowel movements in hospitalized elderly patients — The proage study. J Nutr Health Aging. 1 maart 2011;15(3):215–20.

    113.       Ojetti V, Ianiro G, Tortora A, D’Angelo G, Di Rienzo TA, Bibbò S, e.a. The effect of Lactobacillus reuteri supplementation in adults with chronic functional constipation: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. J Gastrointest Liver Dis JGLD. december 2014;23(4):387–91.

    114.       Hilton E, Kolakowski P, Singer C, Smith M. Efficacy of Lactobacillus GG as a Diarrheal Preventive in Travelers. J Travel Med. 1 maart 1997;4(1):41–3.

    115.       Vaccinaties op reis. Reizigersdiarree - Overige ziekten - Vaccinaties op reis [Internet]. 2020 [geciteerd 13 augustus 2020]. Beschikbaar op: https://www.vaccinatiesopreis.nl/reizigersdiarree/

    116.       Oksanen PJ, Salminen S, Saxelin M, Hämäläinen P, Ihantola-Vormisto A, Muurasniemi-Isoviita L, e.a. Prevention of Travellers Diarrhoea by Lactobacillus GG. Ann Med. 1 januari 1990;22(1):53–6.

    117.       Barker AK, Duster M, Valentine S, Hess T, Archbald-Pannone L, Guerrant R, e.a. A randomized controlled trial of probiotics for Clostridium difficile infection in adults (PICO). J Antimicrob Chemother. 1 november 2017;72(11):3177–80.

    118.       Bailey J, Carter NJ, Neher JO. Effective Management of Flatulence. Am Fam Physician. 15 juni 2009;79(12):1098.

    119.       Ringel-Kulka T, Palsson OS, Maier D, Carroll I, Galanko JA, Leyer G, e.a. Probiotic Bacteria Lactobacillus acidophilus NCFM and Bifidobacterium lactis Bi-07 Versus Placebo for the Symptoms of Bloating in Patients With Functional Bowel Disorders: A Double-blind Study. J Clin Gastroenterol. juli 2011;45(6):518–525.

    120.       Hun L. Bacillus coagulans significantly improved abdominal pain and bloating in patients with IBS. Postgrad Med. 1 maart 2009;121(2):119–24.

    121.       Cheng J, Ouwehand AC. Gastroesophageal Reflux Disease and Probiotics: A Systematic Review. Nutrients. 2 januari 2020;12(1):132.

    122.       Oberndorff A, Verolme B. Het verschil tussen IBD en IBS [Internet]. 2020. Beschikbaar op: https://www.crohn-colitis.nl/

    123.       Balsari A, Ceccarelli A, Dubini F, Fesce E, Poli G. The fecal microbial population in the irritable bowel syndrome. Microbiologica. juli 1982;5(3):185–94.

    124.       Mari A, Abu Baker F, Mahamid M, Sbeit W, Khoury T. The Evolving Role of Gut Microbiota in the Management of Irritable Bowel Syndrome: An Overview of the Current Knowledge. J Clin Med. 4 maart 2020;9(3).

    125.       Ni J, Wu GD, Albenberg L, Tomov VT. Gut microbiota and IBD: causation or correlation? Nat Rev Gastroenterol Hepatol. oktober 2017;14(10):573–84.

    126.       Zheng J-D, He Y, Yu H-Y, Liu Y-L, Ge Y-X, Li X-T, e.a. Unconjugated bilirubin alleviates experimental ulcerative colitis by regulating intestinal barrier function and immune inflammation. World J Gastroenterol. 21 april 2019;25(15):1865–78.

    127.       Qin XF. Impaired inactivation of digestive proteases by deconjugated bilirubin: The possible mechanism for inflammatory bowel disease. Med Hypotheses. 1 augustus 2002;59(2):159–63.

    128.       Mitsuyama K, Sata M. Gut microflora: a new target for therapeutic approaches in inflammatory bowel disease. Expert Opin Ther Targets. 1 maart 2008;12(3):301–12.

    129.       Moayyedi P, Ford AC, Talley NJ, Cremonini F, Foxx-Orenstein AE, Brandt LJ, e.a. The efficacy of probiotics in the treatment of irritable bowel syndrome: a systematic review. Gut. 1 maart 2010;59(3):325–32.

    130.       Spiller R. Review article: probiotics and prebiotics in irritable bowel syndrome. Aliment Pharmacol Ther. 2008;28(4):385–96.

    131.       Nobaek S, Jeppsson B, Ahrné S, Jeppson B. Alteration of Intestinal Micro?ora Is Associated With Reduction in Abdominal Bloating and Pain in Patients With Irritable Bowel Syndrome. Am J Gastroenterol. 2000;95(5):8.

    132.       Niedzielin K, Kordecki H, Birkenfeld B. A controlled, double-blind, randomized study on the efficacy of Lactobacillus plantarum 299V in patients with irritable bowel syndrome. Eur J Gastroenterol Hepatol. oktober 2001;13(10):1143–7.

    133.       Bauserman M, Michail S. The use of Lactobacillus GG in irritable bowel syndrome in children: a double-blind randomized control trial. J Pediatr. augustus 2005;147(2):197–201.

    134.       O’Mahony L, McCarthy J, Kelly P, Hurley G, Luo F, Chen K, e.a. Lactobacillus and bifidobacterium in irritable bowel syndrome: Symptom responses and relationship to cytokine profiles. Gastroenterology. 1 maart 2005;128(3):541–51.

    135.       Whorwell PJ, Altringer L, Morel J, Bond Y, Charbonneau D, O’Mahony L, e.a. Efficacy of an encapsulated probiotic Bifidobacterium infantis 35624 in women with irritable bowel syndrome. Am J Gastroenterol. juli 2006;101(7):1581–90.

    136.       Yoon JY, Cha JM, Oh JK, Tan PL, Kim SH, Kwak MS, e.a. Probiotics Ameliorate Stool Consistency in Patients with Chronic Constipation: A Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Study. Dig Dis Sci. 2018;63(10):2754–64.

    137.       Shadnoush M, Hosseini RS, Khalilnezhad A, Navai L, Goudarzi H, Vaezjalali M. Effects of Probiotics on Gut Microbiota in Patients with Inflammatory Bowel Disease: A Double-blind, Placebo-controlled Clinical Trial. Korean J Gastroenterol. 2015;65(4):215.

    138.       Bjarnason I, Sission G, Hayee B. A randomised, double-blind, placebo-controlled trial of a multi-strain probiotic in patients with asymptomatic ulcerative colitis and Crohn’s disease. Inflammopharmacology. 1 juni 2019;27(3):465–73.

    139.       Groeger D, O’Mahony L, Murphy EF, Bourke JF, Dinan TG, Kiely B, e.a. Bifidobacterium infantis 35624 modulates host inflammatory processes beyond the gut. Gut Microbes. 12 juli 2013;4(4):325–39.

    140.       Tamaki H, Nakase H, Inoue S, Kawanami C, Itani T, Ohana M, e.a. Efficacy of probiotic treatment with Bifidobacterium longum 536 for induction of remission in active ulcerative colitis: A randomized, double-blinded, placebo-controlled multicenter trial. Dig Endosc. 2016;28(1):67–74.

    141.       Gao L, Xu T, Huang G, Jiang S, Gu Y, Chen F. Oral microbiomes: more and more importance in oral cavity and whole body. Protein Cell. 1 mei 2018;9(5):488–500.

    142.       Xun Z, Zhang Q, Xu T, Chen N, Chen F. Dysbiosis and Ecotypes of the Salivary Microbiome Associated With Inflammatory Bowel Diseases and the Assistance in Diagnosis of Diseases Using Oral Bacterial Profiles. Front Microbiol [Internet]. 2018 [geciteerd 18 augustus 2020];9. Beschikbaar op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fmicb.2018.01136/full

    143.       Nakajima M, Arimatsu K, Kato T, Matsuda Y, Minagawa T, Takahashi N, e.a. Oral Administration of P. gingivalis Induces Dysbiosis of Gut Microbiota and Impaired Barrier Function Leading to Dissemination of Enterobacteria to the Liver. 2015;

    144.       Zamani M, Alizadeh-Tabari S, Zamani V. Systematic review with meta-analysis: the prevalence of anxiety and depression in patients with irritable bowel syndrome. Aliment Pharmacol Ther. 2019;50(2):132–43.

    145.       Cole JA, Rothman KJ, Cabral HJ, Zhang Y, Farraye FA. Migraine, fibromyalgia, and depression among people with IBS: a prevalence study. BMC Gastroenterol. 28 september 2006;6(1):26.

    146.       Whitehead WE, Palsson O, Jones KR. Systematic review of the comorbidity of irritable bowel syndrome with other disorders: What are the causes and implications? Gastroenterology. 1 april 2002;122(4):1140–56.

    147.       Pinto-Sanchez MI, Hall GB, Ghajar K, Nardelli A, Bolino C, Lau JT, e.a. Probiotic Bifidobacterium longum NCC3001 Reduces Depression Scores and Alters Brain Activity: A Pilot Study in Patients With Irritable Bowel Syndrome. Gastroenterology. augustus 2017;153(2):448-459.e8.

    148.       Meyer C, Vassar M. The Fragility of Probiotic Bifidobacterium longum NCC3001 Use for Depression in Patients With Irritable Bowel Syndrome. Gastroenterology. 1 februari 2018;154(3):764.

    149.       Nocerino R, Di Costanzo M, Bedogni G, Cosenza L, Maddalena Y, Di Scala C, e.a. Dietary Treatment with Extensively Hydrolyzed Casein Formula Containing the Probiotic Lactobacillus rhamnosus GG Prevents the Occurrence of Functional Gastrointestinal Disorders in Children with Cow’s Milk Allergy. J Pediatr. 2019;213:137-142.e2.

    150.       Berni Canani R, Di Costanzo M, Bedogni G, Amoroso A, Cosenza L, Di Scala C, e.a. Extensively hydrolyzed casein formula containing Lactobacillus rhamnosus GG reduces the occurrence of other allergic manifestations in children with cow’s milk allergy: 3-year randomized controlled trial. J Allergy Clin Immunol. juni 2017;139(6):1906-1913.e4.

    151.       Tan-Lim CSC, Esteban-Ipac NAR. Probiotics as treatment for food allergies among pediatric patients: a meta-analysis. World Allergy Organ J. 2018;11(1):25.

    152.       Zhang G-Q, Hu H-J, Liu C-Y, Zhang Q, Shakya S, Li Z-Y. Probiotics for Prevention of Atopy and Food Hypersensitivity in Early Childhood: A PRISMA-Compliant Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. Medicine (Baltimore). februari 2016;95(8):e2562.

    153.       Gingold-Belfer R, Levy S, Layfer O, Pakanaev L, Niv Y, Dickman R, e.a. Use of a Novel Probiotic Formulation to Alleviate Lactose Intolerance Symptoms—a Pilot Study. Probiotics Antimicrob Proteins. 1 maart 2020;12(1):112–8.

    154.       de Vrese M, Stegelmann A, Richter B, Fenselau S, Laue C, Schrezenmeir J. Probiotics—compensation for lactase insufficiency. Am J Clin Nutr. 1 februari 2001;73(2):421s–9s.

    155.       Durack J, Kimes NE, Lin DL, Rauch M, McKean M, McCauley K, e.a. Delayed gut microbiota development in high-risk for asthma infants is temporarily modifiable by Lactobacillus supplementation. Nat Commun. 16 februari 2018;9(1):707.

    156.       Korpela K, Salonen A, Vepsäläinen O, Suomalainen M, Kolmeder C, Varjosalo M, e.a. Probiotic supplementation restores normal microbiota composition and function in antibiotic-treated and in caesarean-born infants. Microbiome. 16 oktober 2018;6(1):182.

    157.       Duar RM, Kyle D, Tribe RM. Reintroducing B. infantis to the cesarean-born neonate: an ecologically sound alternative to “vaginal seeding”. FEMS Microbiol Lett [Internet]. 1 maart 2020 [geciteerd 12 augustus 2020];367(6). Beschikbaar op: https://academic.oup.com/femsle/article/367/6/fnaa032/5739918

    158.       D’Souza AL, Rajkumar C, Cooke J, Bulpitt CJ. Probiotics in prevention of antibiotic associated diarrhoea: meta-analysis. BMJ. 8 juni 2002;324(7350):1361.

    159.       McFarland LV. Meta-analysis of probiotics for the prevention of antibiotic associated diarrhea and the treatment of Clostridium difficile disease. Am J Gastroenterol. april 2006;101(4):812–22.

    160.       Hickson M, D’Souza AL, Muthu N, Rogers TR, Want S, Rajkumar C, e.a. Use of probiotic Lactobacillus preparation to prevent diarrhoea associated with antibiotics: randomised double blind placebo controlled trial. BMJ. 14 juli 2007;335(7610):80.

    161.       Rosenfeldt V, Benfeldt E, Valerius NH, Pærregaard A, Michaelsen KF. Effect of probiotics on gastrointestinal symptoms and small intestinal permeability in children with atopic dermatitis. J Pediatr. november 2004;145(5):612–6.

    162.       Iemoli E, Trabattoni D, Parisotto S, Borgonovo L, Toscano M, Rizzardini G, e.a. Probiotics Reduce Gut Microbial Translocation and Improve Adult Atopic Dermatitis: J Clin Gastroenterol. oktober 2012;46:S33–40.

    163.       Marschan E, Kuitunen M, Kukkonen K, Poussa T, Sarnesto A, Haahtela T, e.a. Probiotics in infancy induce protective immune profiles that are characteristic for chronic low-grade inflammation. Clin Exp Allergy J Br Soc Allergy Clin Immunol. april 2008;38(4):611–8.

    164.       Betsi GI, Papadavid E, Falagas ME. Probiotics for the treatment or prevention of atopic dermatitis: a review of the evidence from randomized controlled trials. Am J Clin Dermatol. 2008;9(2):93–103.

    165.       Kim S-O, Ah Y-M, Yu YM, Choi KH, Shin W-G, Lee J-Y. Effects of probiotics for the treatment of atopic dermatitis: a meta-analysis of randomized controlled trials. Ann Allergy Asthma Immunol. 1 augustus 2014;113(2):217–26.

    166.       Zhao M, Shen C, Ma L. Treatment efficacy of probiotics on atopic dermatitis, zooming in on infants: a systematic review and meta-analysis. Int J Dermatol. juni 2018;57(6):635–41.

    167.       Zuccotti G, Meneghin F, Aceti A, Barone G, Callegari ML, Di Mauro A, e.a. Probiotics for prevention of atopic diseases in infants: systematic review and meta-analysis. Allergy. november 2015;70(11):1356–71.

    168.       Kalliomäki M, Salminen S, Arvilommi H, Kero P, Koskinen P, Isolauri E. Probiotics in primary prevention of atopic disease: a randomised placebo-controlled trial. The Lancet. 7 april 2001;357(9262):1076–9.

    169.       Kalliomäki M, Salminen S, Poussa T, Isolauri E. Probiotics during the first 7 years of life: A cumulative risk reduction of eczema in a randomized, placebo-controlled trial. J Allergy Clin Immunol. 1 april 2007;119(4):1019–21.

    170.       Kalliomäki M, Salminen S, Poussa T, Arvilommi H, Isolauri E. Probiotics and prevention of atopic disease: 4-year follow-up of a randomised placebo-controlled trial. Lancet Lond Engl. 31 mei 2003;361(9372):1869–71.

    171.       Rautava S, Kainonen E, Salminen S, Isolauri E. Maternal probiotic supplementation during pregnancy and breast-feeding reduces the risk of eczema in the infant. J Allergy Clin Immunol. 1 december 2012;130(6):1355–60.

    172.       Kopp MV, Hennemuth I, Heinzmann A, Urbanek R. Randomized, double-blind, placebo-controlled trial of probiotics for primary prevention: no clinical effects of Lactobacillus GG supplementation. Pediatrics. april 2008;121(4):e850-856.

    173.       Rahmayani T, Putra IB, Jusuf NK. The Effect of Oral Probiotic on the Interleukin-10 Serum Levels of Acne Vulgaris. Open Access Maced J Med Sci. 10 oktober 2019;7(19):3249–52.

    174.       Fabbrocini G, Bertona M, Picazo Ó, Pareja-Galeano H, Monfrecola G, Emanuele E. Supplementation with Lactobacillus rhamnosus SP1 normalises skin expression of genes implicated in insulin signalling and improves adult acne. Benef Microbes. 30 november 2016;7(5):625–30.

    175.       Jung GW, Tse JE, Guiha I, Rao J. Prospective, Randomized, Open-Label Trial Comparing the Safety, Efficacy, and Tolerability of an Acne Treatment Regimen with and without a Probiotic Supplement and Minocycline in Subjects with Mild to Moderate Acne. J Cutan Med Surg. 1 maart 2013;17(2):114–22.

    176.       Alesa DI, Alshamrani HM, Alzahrani YA, Alamssi DN, Alzahrani NS, Almohammadi ME. The role of gut microbiome in the pathogenesis of psoriasis and the therapeutic effects of probiotics. J Fam Med Prim Care. 15 november 2019;8(11):3496–503.

    177.       Atabati H, Esmaeili S, Saburi E, Akhlaghi M, Raoofi A, Rezaei N, e.a. Probiotics with ameliorating effects on the severity of skin inflammation in psoriasis: Evidence from experimental and clinical studies. J Cell Physiol. december 2020;235(12):8925–37.

    178.       Chen Y-J, Lee W-H, Ho HJ, Tseng C-H, Wu C-Y. An altered fecal microbial profiling in rosacea patients compared to matched controls. J Formos Med Assoc [Internet]. 20 mei 2020 [geciteerd 15 oktober 2020]; Beschikbaar op: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0929664620301728

    179.       Nam J-H, Yun Y, Kim H-S, Kim H-N, Jung HJ, Chang Y, e.a. Rosacea and its association with enteral microbiota in Korean females. Exp Dermatol. 2018;27(1):37–42.

    180.       Knackstedt R, Knackstedt T, Gatherwright J. The role of topical probiotics in skin conditions: A systematic review of animal and human studies and implications for future therapies. Exp Dermatol. 2020;29(1):15–21.

    181.       Petersen PE, Ogawa H. The global burden of periodontal disease: towards integration with chronic disease prevention and control. Periodontol 2000. 2012;60(1):15–39.

    182.       Kõll-Klais P, Mändar R, Marcotte H, Leibur E, Mikelsaar M, Hammarström L. Characterization of oral lactobacilli as potential probiotics for oral health. Oral Microbiol Immunol. 2008;23(2):139–47.

    183.       Shimauchi H, Mayanagi G, Nakaya S, Minamibuchi M, Ito Y, Yamaki K, e.a. Improvement of periodontal condition by probiotics with Lactobacillus salivarius WB21: a randomized, double-blind, placebo-controlled study. J Clin Periodontol. 2008;35(10):897–905.

    184.       Nishihara T, Suzuki N, Yoneda M, Hirofuji T. Effects of Lactobacillus salivarius-containing tablets on caries risk factors: a randomized open-label clinical trial. BMC Oral Health. 2 september 2014;14(1):110.

    185.       Teanpaisan R, Piwat S. Lactobacillus paracasei SD1, a novel probiotic, reduces mutans streptococci in human volunteers: a randomized placebo-controlled trial. Clin Oral Investig. 1 april 2014;18(3):857–62.

    186.       Näse L, Hatakka K, Savilahti E, Saxelin M, Pönkä A, Poussa T, e.a. Effect of Long–Term Consumption of a Probiotic Bacterium, Lactobacillus rhamnosus GG, in Milk on Dental Caries and Caries Risk in Children. Caries Res. 2001;35(6):412–20.

    187.       Simark-Mattsson C, Emilson C-G, Håkansson EG, Jacobsson C, Roos K, Holm S. Lactobacillus-mediated interference of mutans streptococci in caries-free vs. caries-active subjects. Eur J Oral Sci. 2007;115(4):308–14.

    188.       Krasse P, Carlsson B, Dahl C, Paulsson A, Nilsson A, Sinkiewicz G. Decreased gum bleeding and reduced gingivitis by the probiotic Lactobacillus reuteri. Swed Dent J. 1 januari 2006;30(2):55–60.

    189.       Twetman S, Derawi B, Keller M, Ekstrand K, Yucel-Lindberg T, Stecksén-Blicks C. Short-term effect of chewing gums containing probiotic Lactobacillus reuteri on the levels of inflammatory mediators in gingival crevicular fluid. Acta Odontol Scand. 1 januari 2009;67(1):19–24.

    190.       Sajedinejad N, Paknejad M, Houshmand B, Sharafi H, Jelodar R, Shahbani Zahiri H, e.a. Lactobacillus salivarius NK02: a Potent Probiotic for Clinical Application in Mouthwash. Probiotics Antimicrob Proteins. 1 september 2018;10(3):485–95.

    191.       Schmitter T, Fiebich BL, Fischer JT, Gajfulin M, Larsson N, Rose T, e.a. Ex vivo anti-inflammatory effects of probiotics for periodontal health. J Oral Microbiol. 1 januari 2018;10(1):1502027.

    192.       Alanzi A, Honkala S, Honkala E, Varghese A, Tolvanen M, Söderling E. Effect of Lactobacillus rhamnosus and Bifidobacterium lactis on gingival health, dental plaque, and periodontopathogens in adolescents: a randomised placebo-controlled clinical trial. Benef Microbes. 15 juni 2018;9(4):593–602.

    193.       Akram Z, Shafqat SS, Aati S, Kujan O, Fawzy A. Clinical efficacy of probiotics in the treatment of gingivitis: A systematic review and meta-analysis. Aust Dent J. 2020;65(1):12–20.

    194.       Iwamoto T, Suzuki N, Tanabe K, Takeshita T, Hirofuji T. Effects of probiotic Lactobacillus salivarius WB21 on halitosis and oral health: an open-label pilot trial. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod. 2010;110(2):201–8.

    195.       Yoo J-I, Shin I-S, Jeon J-G, Yang Y-M, Kim J-G, Lee D-W. The Effect of Probiotics on Halitosis: a Systematic Review and Meta-analysis. Probiotics Antimicrob Proteins. 1 maart 2019;11(1):150–7.

    196.       Zierer J, Jackson MA, Kastenmüller G, Mangino M, Long T, Telenti A, e.a. The fecal metabolome as a functional readout of the gut microbiome. Nat Genet. juni 2018;50(6):790–5.

    197.       Finucane MM, Sharpton TJ, Laurent TJ, Pollard KS. A Taxonomic Signature of Obesity in the Microbiome? Getting to the Guts of the Matter. PLOS ONE. 8 januari 2014;9(1):e84689.

    198.       Minami J, Iwabuchi N, Tanaka M, Yamauchi K, Xiao J-Z, Abe F, e.a. Effects of Bifidobacterium breve B-3 on body fat reductions in pre-obese adults: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Biosci Microbiota Food Health. 2018;37(3):67–75.

    199.       Kondo S, Xiao J-Z, Satoh T, Odamaki T, Takahashi S, Sugahara H, e.a. Antiobesity effects of Bifidobacterium breve strain B-3 supplementation in a mouse model with high-fat diet-induced obesity. Biosci Biotechnol Biochem. 2010;74(8):1656–61.

    200.       Barengolts E, Salim M, Akbar A, Salim F. Probiotics for Prosperity: Is There a Role for Probiotics in the Fight Against Obesity? Review of Meta-Analyses of Randomized Controlled Trials. Nutr Diet Suppl. 27 november 2020;12:255–65.

    201.       Minty M, Canceil T, Serino M, Burcelin R, Tercé F, Blasco-Baque V. Oral microbiota-induced periodontitis: a new risk factor of metabolic diseases. Rev Endocr Metab Disord. 1 december 2019;20(4):449–59.

    202.       Ohtsu A, Takeuchi Y, Katagiri S, Suda W, Maekawa S, Shiba T, e.a. Influence of Porphyromonas gingivalis in gut microbiota of streptozotocin-induced diabetic mice. Oral Dis. april 2019;25(3):868–80.

    203.       Arimatsu K, Yamada H, Miyazawa H, Minagawa T, Nakajima M, Ryder MI, e.a. Oral pathobiont induces systemic inflammation and metabolic changes associated with alteration of gut microbiota. Sci Rep. 6 mei 2014;4(1):4828.

    204.       Blasco-Baque V, Garidou L, Pomié C, Escoula Q, Loubieres P, Gall-David SL, e.a. Periodontitis induced by Porphyromonas gingivalis drives periodontal microbiota dysbiosis and insulin resistance via an impaired adaptive immune response. Gut. 2017;66(5):14.

    205.       Tian J, Liu C, Zheng X, Jia X, Peng X, Yang R, e.a. Porphyromonas gingivalis Induces Insulin Resistance by Increasing BCAA Levels in Mice. J Dent Res. 1 juli 2020;99(7):839–46.

    206.       Kocsis T, Molnár B, Németh D, Hegyi P, Szakács Z, Bálint A, e.a. Probiotics have beneficial metabolic effects in patients with type 2 diabetes mellitus: a meta-analysis of randomized clinical trials. Sci Rep. 16 juli 2020;10(1):11787.

    207.       Lee S, Kirkland R, Grunewald ZI, Sun Q, Wicker L, de La Serre CB. Beneficial Effects of Non-Encapsulated or Encapsulated Probiotic Supplementation on Microbiota Composition, Intestinal Barrier Functions, Inflammatory Profiles, and Glucose Tolerance in High Fat Fed Rats. Nutrients. september 2019;11(9):1975.

    208.       Zeng Z, Yuan Q, Yu R, Zhang J, Ma H, Chen S. Ameliorative Effects of Probiotic Lactobacillus paracasei NL41 on Insulin Sensitivity, Oxidative Stress, and Beta-Cell Function in a Type 2 Diabetes Mellitus Rat Model. Mol Nutr Food Res. 2019;63(22):1900457.

    209.       Xiao JZ, Kondo S, Takahashi N, Miyaji K, Oshida K, Hiramatsu A, e.a. Effects of Milk Products Fermented by Bifidobacterium longum on Blood Lipids in Rats and Healthy Adult Male Volunteers. J Dairy Sci. 1 juli 2003;86(7):2452–61.

    210.       Bernini LJ, Simão ANC, Alfieri DF, Lozovoy MAB, Mari NL, de Souza CHB, e.a. Beneficial effects of Bifidobacterium lactis on lipid profile and cytokines in patients with metabolic syndrome: A randomized trial. Effects of probiotics on metabolic syndrome. Nutrition. juni 2016;32(6):716–9.

    211.       Tonucci LB, Olbrich Dos Santos KM, Licursi de Oliveira L, Rocha Ribeiro SM, Duarte Martino HS. Clinical application of probiotics in type 2 diabetes mellitus: A randomized, double-blind, placebo-controlled study. Clin Nutr Edinb Scotl. 2017;36(1):85–92.

    212.       Kelly TN, Bazzano LA, Ajami NJ, He H, Zhao J, Petrosino JF, e.a. Gut Microbiome Associates With Lifetime Cardiovascular Disease Risk Profile Among Bogalusa Heart Study Participants. Circ Res. 30 september 2016;119(8):956–64.

    213.       Yoshida N, Yamashita T, Hirata K. Gut Microbiome and Cardiovascular Diseases. Diseases. 29 juni 2018;6(3):56.

    214.       Grylls A, Seidler K, Neil J. Link between microbiota and hypertension: Focus on LPS/TLR4 pathway in endothelial dysfunction and vascular inflammation, and therapeutic implication of probiotics. Biomed Pharmacother. mei 2021;137:111334.

    215.       Din AU, Hassan A, Zhu Y, Yin T, Gregersen H, Wang G. Amelioration of TMAO through probiotics and its potential role in atherosclerosis. Appl Microbiol Biotechnol. december 2019;103(23–24):9217–28.

    216.       Qiu L, Tao X, Xiong H, Yu J, Wei H. Lactobacillus plantarum ZDY04 exhibits a strain-specific property of lowering TMAO via the modulation of gut microbiota in mice. Food Funct. 15 augustus 2018;9(8):4299–309.

    217.       Dietrich T, Sharma P, Walter C, Weston P, Beck J. The epidemiological evidence behind the association between periodontitis and incident atherosclerotic cardiovascular disease. J Clin Periodontol. april 2013;40(s14):S70–84.

    218.       Khumaedi AI, Purnamasari D, Wijaya IP, Soeroso Y. The relationship of diabetes, periodontitis and cardiovascular disease. Diabetes Metab Syndr Clin Res Rev. maart 2019;13(2):1675–8.

    219.       Virtanen E, Nurmi T, Söder P-Ö, Airila-Månsson S, Söder B, Meurman JH. Apical periodontitis associates with cardiovascular diseases: a cross-sectional study from Sweden. BMC Oral Health. 11 juli 2017;17(1):107.

    220.       Dominy SS, Lynch C, Ermini F, Benedyk M, Marczyk A, Konradi A, e.a. Porphyromonas gingivalis in Alzheimer’s disease brains: Evidence for disease causation and treatment with small-molecule inhibitors. Sci Adv. januari 2019;5(1):eaau3333.

    221.       Soscia SJ, Kirby JE, Washicosky KJ, Tucker SM, Ingelsson M, Hyman B, e.a. The Alzheimer’s Disease-Associated Amyloid ß-Protein Is an Antimicrobial Peptide. PLOS ONE. 3 maart 2010;5(3):e9505.

    222.       Poole S, Singhrao S, Kesavalu L, Curtis M, Crean S. Determining the presence of periodontopathic virulence factors in short-term postmortem Alzheimer’s disease brain tissue. J Alzheimers Dis. 2013;36(4):665–77.

    223.       Olsen I, Singhrao SK. Interaction between genetic factors, Porphyromonas gingivalis and microglia to promote Alzheimer’s disease. J Oral Microbiol. 1 januari 2020;12(1):1820834.

    224.       Goyal N, Shamanna PU, Varughese ST, Abraham R, Antony B, Emmatty R, e.a. Effects of amine fluoride and probiotic mouthwash on levels of Porphyromonas gingivalis in orthodontic patients: A randomized controlled trial. J Indian Soc Periodontol. 2019;23(4):339–44.

    225.       Savino F, Cresi F, Pautasso S, Palumeri E, Tullio V, Roana J, e.a. Intestinal microflora in breastfed colicky and non-colicky infants. Acta Paediatr. juni 2004;93(6):825–9.

    226.       Szajewska H, Gyrczuk E, Horvath A. Lactobacillus reuteri DSM 17938 for the Management of Infantile Colic in Breastfed Infants: A Randomized, Double-Blind, Placebo-Controlled Trial. J Pediatr. februari 2013;162(2):257–62.

    227.       Savino F, Pelle E, Palumeri E, Oggero R, Miniero R. Lactobacillus reuteri (American Type Culture Collection Strain 55730) versus simethicone in the treatment of infantile colic: a prospective randomized study. Pediatrics. januari 2007;119(1):e124-130.

    228.       AlFaleh KM, Bassler D. Probiotics for prevention of necrotizing enterocolitis in preterm infants. In: The Cochrane Collaboration, redacteur. Cochrane Database of Systematic Reviews [Internet]. Chichester, UK: John Wiley & Sons, Ltd; 2008 [geciteerd 12 augustus 2020]. p. CD005496.pub2. Beschikbaar op: http://doi.wiley.com/10.1002/14651858.CD005496.pub2

    229.       Deshpande G, Rao S, Patole S, Bulsara M. Updated meta-analysis of probiotics for preventing necrotizing enterocolitis in preterm neonates [Internet]. Database of Abstracts of Reviews of Effects (DARE): Quality-assessed Reviews [Internet]. Centre for Reviews and Dissemination (UK); 2010 [geciteerd 12 augustus 2020]. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK79504/

    230.       Huang H, Song L, Zhao W. Effects of probiotics for the treatment of bacterial vaginosis in adult women: a meta-analysis of randomized clinical trials. Arch Gynecol Obstet. 1 juni 2014;289(6):1225–34.

    231.       Heczko PB, Tomusiak A, Adamski P, Jakimiuk AJ, Stefanski G, Mikolajczyk-Cichonska A, e.a. Supplementation of standard antibiotic therapy with oral probiotics for bacterial vaginosis and aerobic vaginitis: a randomised, double-blind, placebo-controlled trial. BMC Womens Health. december 2015;15(1):115.

    232.       Ya W, Reifer C, Miller LE. Efficacy of vaginal probiotic capsules for recurrent bacterial vaginosis: a double-blind, randomized, placebo-controlled study. Am J Obstet Gynecol. augustus 2010;203(2):120.e1-120.e6.

    233.       Beerepoot M a. J. Women with recurrent urinary tract infections: antibiotic resistance and non-antibiotic prophylaxis [Internet]. 2013 [geciteerd 15 oktober 2020]. Beschikbaar op: https://dare.uva.nl/search?identifier=381af002-2eb8-4956-834f-3aef23760310

    234.       Stapleton AE, Au-Yeung M, Hooton TM, Fredricks DN, Roberts PL, Czaja CA, e.a. Randomized, Placebo-Controlled Phase 2 Trial of a Lactobacillus crispatus Probiotic Given Intravaginally for Prevention of Recurrent Urinary Tract Infection. Clin Infect Dis. 15 mei 2011;52(10):1212–7.

    235.       Rossoni RD, Barros PP de, Alvarenga JA de, Ribeiro F de C, Velloso M dos S, Fuchs BB, e.a. Antifungal activity of clinical Lactobacillus strains against Candida albicans biofilms: identification of potential probiotic candidates to prevent oral candidiasis. Biofouling. 7 februari 2018;34(2):212–25.

    236.       Matsubara V, Silva E, Paula C, Ishikawa K, Nakamae A. Treatment with probiotics in experimental oral colonization by Candida albicans in murine model (DBA/2): Treatment with probiotic in experimental oral colonization. Oral Dis. april 2012;18(3):260–4.

    237.       Hu L, Zhou M, Young A, Zhao W, Yan Z. In vivo effectiveness and safety of probiotics on prophylaxis and treatment of oral candidiasis: a systematic review and meta-analysis. BMC Oral Health. 10 juli 2019;19(1):140.

    238.       Ishikawa KH, Mayer MPA, Miyazima TY, Matsubara VH, Silva EG, Paula CR, e.a. A Multispecies Probiotic Reduces Oral Candida Colonization in Denture Wearers: Reduction of Candida by Probiotics. J Prosthodont. april 2015;24(3):194–9.

    239.       Kraft-Bodi E, Jørgensen MR, Keller MK, Kragelund C, Twetman S. Effect of Probiotic Bacteria on Oral Candida in Frail Elderly. J Dent Res. 1 september 2015;94(9_suppl):181S-186S.

    240.       Kovachev SM, Vatcheva-Dobrevska RS. Local Probiotic Therapy for Vaginal Candida albicans Infections. Probiotics Antimicrob Proteins. maart 2015;7(1):38–44.

    241.       Pendharkar S, Brandsborg E, Hammarström L, Marcotte H, Larsson P-G. Vaginal colonisation by probiotic lactobacilli and clinical outcome in women conventionally treated for bacterial vaginosis and yeast infection. BMC Infect Dis. 3 juli 2015;15(1):255.

    242.       Vicariotto F, Del Piano M, Mogna L, Mogna G. Effectiveness of the Association of 2 Probiotic Strains Formulated in a Slow Release Vaginal Product, in Women Affected by Vulvovaginal Candidiasis: A Pilot Study. J Clin Gastroenterol. oktober 2012;46:S73–80.

    243.       Kunyeit L, K A A-A, Rao RP. Application of Probiotic Yeasts on Candida Species Associated Infection. J Fungi. december 2020;6(4):189.

    244.       Manzoni P, Mostert M, Leonessa ML, Priolo C, Farina D, Monetti C, e.a. Oral supplementation with Lactobacillus casei subspecies rhamnosus prevents enteric colonization by Candida species in preterm neonates: a randomized study. Clin Infect Dis Off Publ Infect Dis Soc Am. 15 juni 2006;42(12):1735–42.

    245.       Romeo MG, Romeo DM, Trovato L, Oliveri S, Palermo F, Cota F, e.a. Role of probiotics in the prevention of the enteric colonization by Candida in preterm newborns: incidence of late-onset sepsis and neurological outcome. J Perinatol. januari 2011;31(1):63–9.

    246.       Kumar S, Bansal A, Chakrabarti A, Singhi S. Evaluation of efficacy of probiotics in prevention of candida colonization in a PICU-a randomized controlled trial. Crit Care Med. februari 2013;41(2):565–572.

    247.       Kamatani N, Mochii M, Hashimoto M, Sakurai K, Gokita K, Yoshihara J, e.a. Placebo controlled double blind parallel randomized study to test the urate-lowering effect of yogurt containing Lactobacillus gasseri PA-3 in adult males with marginal hyperuricemia. Gout Nucleic Acid Metab. 2016;40(1):21–31.

    248.       Yamanaka H, Taniguchi A, Tsuboi H, Kano H, Asami Y. Hypouricaemic effects of yoghurt containing Lactobacillus gasseri PA-3 in patients with hyperuricaemia and/or gout: A randomised, double-blind, placebo-controlled study. Mod Rheumatol. 2 januari 2019;29(1):146–50.

    249.       García-Arroyo FE, Gonzaga G, Muñoz-Jiménez I, Blas-Marron MG, Silverio O, Tapia E, e.a. Probiotic supplements prevented oxonic acid-induced hyperuricemia and renal damage. PLOS ONE. 24 augustus 2018;13(8):e0202901.

    250.       Wang H, Mei L, Deng Y, Liu Y, Wei X, Liu M, e.a. Lactobacillus brevis DM9218 ameliorates fructose-induced hyperuricemia through inosine degradation and manipulation of intestinal dysbiosis. Nutrition. 1 juni 2019;62:63–73.

    251.       Aqaeinezhad Rudbane SM, Rahmdel S, Abdollahzadeh SM, Zare M, Bazrafshan A, Mazloomi SM. The efficacy of probiotic supplementation in rheumatoid arthritis: a meta-analysis of randomized, controlled trials. Inflammopharmacology. 1 februari 2018;26(1):67–76.

    252.       Fuego C, Mena-Vazquez N, Caparrós-Ruiz R, Ureña-Garnica I, Diaz-Cordovés G, Jimenez-Nuñez FG, e.a. AB0113 Efficacy of treatment with probiotics in the inflammatory activity of patients with rheumatoid arthritis. systematic review of the literature. Ann Rheum Dis. 1 juni 2018;77(Suppl 2):1251–1251.

    253.       Mohammed AT, Khattab M, Ahmed AM, Turk T, Sakr N, M. Khalil A, e.a. The therapeutic effect of probiotics on rheumatoid arthritis: a systematic review and meta-analysis of randomized control trials. Clin Rheumatol. december 2017;36(12):2697–707.

    254.       Pineda M de LA, Thompson SF, Summers K, de Leon F, Pope J, Reid G. A randomized, double-blinded, placebo-controlled pilot study of probiotics in active rheumatoid arthritis. Med Sci Monit Int Med J Exp Clin Res. juni 2011;17(6):CR347–54.

    255.       Alipour B, Homayouni-Rad A, Vaghef-Mehrabany E, Sharif SK, Vaghef-Mehrabany L, Asghari-Jafarabadi M, e.a. Effects of Lactobacillus casei supplementation on disease activity and inflammatory cytokines in rheumatoid arthritis patients: a randomized double-blind clinical trial. Int J Rheum Dis. juni 2014;17(5):519–27.

    256.       Zamani B, Golkar HR, Farshbaf S, Emadi-Baygi M, Tajabadi-Ebrahimi M, Jafari P, e.a. Clinical and metabolic response to probiotic supplementation in patients with rheumatoid arthritis: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Int J Rheum Dis. 2016;19(9):869–79.

    257.       Vadell AKE, Bärebring L, Hulander E, Gjertsson I, Lindqvist HM, Winkvist A. Anti-inflammatory Diet In Rheumatoid Arthritis (ADIRA)—a randomized, controlled crossover trial indicating effects on disease activity. Am J Clin Nutr. juni 2020;111(6):1203–13.

    258.       Khoder G, Al-Menhali AA, Al-Yassir F, Karam SM. Potential role of probiotics in the management of gastric ulcer (Review). Exp Ther Med. 1 juli 2016;12(1):317.

    259.       Sung KP, Dong IP, Joong SC, Mun SK, Jung HP, Hong JK, e.a. The effect of probiotics on Helicobacter pylori eradication. Hepatogastroenterology. 1 oktober 2007;54(79):2032–6.

    260.       Wang F, Feng J, Chen P, Liu X, Ma M, Zhou R, e.a. Probiotics in Helicobacter pylori eradication therapy: Systematic review and network meta-analysis. Clin Res Hepatol Gastroenterol. september 2017;41(4):466–75.

    261.       Zhang M-M, Qian W, Qin Y-Y, He J, Zhou Y-H. Probiotics in Helicobacter pylori eradication therapy: A systematic review and meta-analysis. World J Gastroenterol WJG. 14 april 2015;21(14):4345–57.

    262.       Lau JY, Sung J, Hill C, Henderson C, Howden CW, Metz DC. Systematic Review of the Epidemiology of Complicated Peptic Ulcer Disease: Incidence, Recurrence, Risk Factors and Mortality. Digestion. 2011;84(2):102–13.

    263.       Senol A, Isler M, Karahan AG, Kiliç GB, Kuleasan H, Gören I, e.a. Effect of probiotics on aspirin-induced gastric mucosal lesions. Turk J Gastroenterol Off J Turk Soc Gastroenterol. februari 2011;22(1):18–26.

    264.       Youssef H, Elsenosi YY, Mahfouz M, Hussein SA. Novel role of probiotics in improving cell proliferation and regulating proinflammatory cytokine-mediated oxidative damage of ethanol-induced gastric mucosal injury in rats. Benha Vet Med J. 1 maart 2020;38(1):9–16.

    265.       Lam EKY, Yu L, Wong HPS, Wu WKK, Shin VY, Tai EKK, e.a. Probiotic Lactobacillus rhamnosus GG enhances gastric ulcer healing in rats. Eur J Pharmacol. 22 juni 2007;565(1):171–9.

    266.       Roman P, Estévez AF, Miras A, Sánchez-Labraca N, Cañadas F, Vivas AB, e.a. A Pilot Randomized Controlled Trial to Explore Cognitive and Emotional Effects of Probiotics in Fibromyalgia. Sci Rep. 19 juli 2018;8(1):10965.

    267.       Dalal R, McGee RG, Riordan SM, Webster AC. Probiotics for people with hepatic encephalopathy. Cochrane Database Syst Rev. 23 2017;2:CD008716.

    268.       The Lancet Gastroenterology Hepatology  null. Probiotics: elixir or empty promise? Lancet Gastroenterol Hepatol. februari 2019;4(2):81.

    269.       Lerner A, Shoenfeld Y, Matthias T. Probiotics: If It Does Not Help It Does Not Do Any Harm. Really? Microorganisms. april 2019;7(4):104.

    270.       Kothari D, Patel S, Kim S-K. Probiotic supplements might not be universally-effective and safe: A review. Biomed Pharmacother Biomedecine Pharmacother. maart 2019;111:537–47.

    271.       Sotoudegan F, Daniali M, Hassani S, Nikfar S, Abdollahi M. Reappraisal of probiotics’ safety in human. Food Chem Toxicol. 1 juli 2019;129:22–9.

    272.       Wang Y, Jiang Y, Deng Y, Yi C, Wang Y, Ding M, e.a. Probiotic Supplements: Hope or Hype? Front Microbiol [Internet]. 2020 [geciteerd 13 april 2021];11. Beschikbaar op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fmicb.2020.00160/full

    273.       de Bortoli N, Leonardi G, Ciancia E, Merlo A, Bellini M, Costa F, e.a. Helicobacter pylori Eradication: A Randomized Prospective Study of Triple Therapy Versus Triple Therapy Plus Lactoferrin and Probiotics. Am J Gastroenterol. mei 2007;102(5):951–6.

    274.       Scholz-Ahrens KE, Ade P, Marten B, Weber P, Timm W, A?il Y, e.a. Prebiotics, Probiotics, and Synbiotics Affect Mineral Absorption, Bone Mineral Content, and Bone Structure. J Nutr. 1 maart 2007;137(3):838S-846S.

    275.       Duda-Chodak A, Tarko T, Satora P, Sroka P. Interaction of dietary compounds, especially polyphenols, with the intestinal microbiota: a review. Eur J Nutr. 1 april 2015;54(3):325–41.

    276.       Di Meo F, Margarucci S, Galderisi U, Crispi S, Peluso G. Curcumin, Gut Microbiota, and Neuroprotection. Nutrients. oktober 2019;11(10):2426.

    277.       Li SP, Zhao XJ, Wang JY. Synergy of Astragalus polysaccharides and probiotics (Lactobacillus and Bacillus cereus) on immunity and intestinal microbiota in chicks. Poult Sci. 1 maart 2009;88(3):519–25.